Thema: kunstzinnig onderwijs (voorbeelden)

Hier volgen enkele voorbeelden uit de praktijk van het vrijeschoolonderwijs. Het zijn geen voorschriften, maar voorbeelden bedoeld om te inspireren en je verder op weg te helpen. Deze voorbeelden laten zien hoe kunstzinnig onderwijs een plek kan krijgen in het curriculum.

Vanuit de kunstvakken: schilderen

Hoe en waarom schilderen de kinderen zoveel op de vrijeschool? Door te schilderen leren de kinderen de wereld van de kleuren kennen. Ze ontdekken de kwaliteit die iedere kleur in zich draagt. In de kleuterklassen mogen de kinderen de kleuren vrij ervaren. De leerkracht vertelt een verhaal en naar aanleiding daarvan wordt geschilderd, zonder verdere opdracht. De kinderen spelen vrij met de kleuren en verwonderen zich erover wat er met de kleuren op hun papier gebeurt.

Vanaf de eerste klas (groep 3) leren de kinderen bewuster kijken. Ze gaan schilderen met één kleur. Een heel vel blauw. Wat is de werking van een heel vel blauw? Als leerkracht stuur je de waarneming door naar de schilderingen te kijken en de kinderen te bevragen: waar zien we blauw zo blauw als vergeet-me-nietjes, zachtblauw, duisterblauw of stralend blauw? En dan zien ze: 30 vellen blauw en 30 maal anders. Er volgen verkenningen van het rood en het geel. Vervolgens komen de kleurontmoetingen. Wat gebeurt er als rood in het midden wordt omringd door blauw en wat als ze naast elkaar staan? Een kleurontmoeting kan nog verder gaan. De kleuren kunnen zich met elkaar vermengen en zo ontstaan nieuwe kleuren; groen, oranje en paars.

In een volgende schilderles vertaal je als leerkracht de stemming van een verhaal in de ontmoeting van verschillende kleuren, of de kinderen gaan op zoek naar de kleuren van de herfst of de lente. Nog later is de opdracht een landschapsstemming: welke kleuren zou je daarvoor gebruiken? En misschien worden de bomen dan niet automatisch bruin en groen.

  • Het leerplan als één geheel
    “Ooit zag ik in een video een tweedeklasser (groep 4) aan het werk met een schildering van blauw en rood. Het papier was verticaal en de twee kleuren stonden naast elkaar. Vervolgens vervaagde het beeld enigszins. Toen het weer scherper werd, was de opname overgegaan in een schildering van een elfdeklasser (5e klas VO). Ook verticaal, ook de ene helft blauw en de andere helft rood, maar nu was het een portret, een abstract portret zoals Jawlensky ze schildert. De schilderoefening van de tweedeklasser kwam in een wijds perspectief te staan. Een voorbeeld van hoe het leerplan van klas 1 tot en met 12 één geheel kan vormen.” Lilian Schrijvers

Kunst in de aardrijkskundeles

Bij aardrijkskunde leren kinderen de wereld om zich heen kennen, in steeds grotere concentrische cirkels. Als apart vak komt het eerst voor in klas 4 (groep 6) en begint dan dicht bij huis, bij de eigen stad en provincie. Hoe is datgene ontstaan wat je dagelijks om je heen ziet? Dat begint met de specifieke gesteldheid van de aarde. Hoe ontstond deze plek en wat was ontstaan onder de invloed van de vier elementen: aarde, water, lucht en warmte? Hoe vind je in de vormen van het landschap de uitdrukking van de vier elementen terug? Dan gaat de mens zich vestigen op deze plek. Hij kiest deze plek uit omdat er mogelijkheden zijn: hogere zandgrond om droog te kunnen wonen, rivieren om zaken te vervoeren, vruchtbare klei waarop gewassen kunnen worden verbouwd. Vanaf het moment dat de mens zich vestigt, beïnvloedt hij op zijn beurt de omgeving. Er ontstaan nederzettingen, wegen, havens, landbouw. In deze wisselwerking ontstaat de plek op aarde met zijn natuurlijke gesteldheid en het gebruik en de bebouwing zoals we die nu kennen.

Hoe brengt de leerkracht aardrijkskunde zo dat ook het gevoel en de wil van de kinderen erbij betrokken worden? Hij vertelt over het landschap vanuit de karakteristieken van de verschillende elementen. In een zandtafel of met klei vormen de leerlingen specifieke elementen na (in Groningen bijvoorbeeld de Hondsrug). In verhalen over de oudste bewoners beleven de leerlingen de wordingsgeschiedenis mee. In een schilderopdracht tekenen of schilderen de leerlingen hoe de provincie is ontstaan.

De opdracht begint met de water- en landpartijen die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van deze provincie. Zo ervaren de leerlingen dat de vorm van dit stuk land niet willekeurig is, maar een logisch gevolg van zijn ontstaanswijze. Dan schilderen ze ook de overige waterwegen, de grondsoorten en de steden en wegen. Zo worden ook de middelen van bestaan, economische situatie en bijvoorbeeld dichtheid van bevolking een vanzelfsprekend resultaat van samengaan van natuurlijke gegevens én het ingrijpen van de mens.

In de 4e klas behandelt de leraar op deze manier uitvoerig twee of drie provincies. Zo leren de leerlingen kijken. Met als doel dat ze in een nieuw gebied zelf willen en kunnen ontdekken hoe natuur en mens in wisselwerking hebben geleid tot het landschap dat ze daar zien.

Kunst in de dierkundeles

In de dierkundeperiode zijn kinderen vaak gericht op feiten: hoe hard kan het luipaard rennen en hoe oud wordt een schildpad? Maar daarnaast brengt de leerkracht in de dierkundeperiode (klas 4, groep 6) de kwaliteiten van de dieren ten tonele. Hij laat zien hoe elk dier zijn eigen karakter heeft en hoe dit duidelijk wordt tot in de vormgeving van het lijf toe.

De verhalen die de leraar vertelt zijn zo, dat de leerling even in de huid van het dier kan kruipen. En dan maakt het verschil of het gaat over de leeuw die over de hete steppe dwaalt, loerend of er ergens een bereikbare prooi is of over de koe die de hele dag in een sappige weide graast. De feiten horen erbij, dat maakt het concreet, maar ingebed in beleving. Door zelf te tekenen of te boetseren, merken de leerlingen dat een klein verschil van vorm of positie van kop, hals of poten heel veel uitmaakt. Scherp waarnemen is belangrijk. Wat moeten ze doen, om uit de viervoeter die ze maken juist een leeuw of een koe te laten ontstaan. Al doende komen ze daar dichterbij. Nu, of een volgende keer. Lees meer hierover in het artikel ‘Wat een Kunst’.

Kunst in de reken- of wiskundeles

Hier zie je hoe je rekenen en wiskunde kunt verbinden met een kunstzinnige verwerkingsopdracht. De tafels van vermenigvuldiging verschijnen als ster op een houten plankje of in een tekening.

Vrijeschoolkompas

Thema: Planeetkwaliteiten

Het vrijeschoolonderwijs kent in de leeftijd van 14 tot 21 jaar een indeling naar zeven ’planeetkwaliteiten’. Deze helpt om gedrag te benoemen, zonder daarmee een leerling direct in een hokje te stoppen.

Thema: De vier temperamenten

Ieder mens heeft zijn eigen fysieke en mentale eigenschappen en zijn specifieke gedrag en reacties op prikkels van buitenaf. In dit thema behandelen we de vier verschillende temperamenten om ze te herkennen en te gebruiken.

Thema: Getuigschriften

Kenmerkend voor de vrijeschool is dat de leerlingen een getuigschrift krijgen. Lees in dit thema meer over wat een getuigschrift precies is en hoe je ermee omgaat.

Thema: De pedagogische wet

Verschillende behoeften van leerlingen in verschillende fases kunnen we verklaren vanuit de pedagogische wet. In dit thema gaan we hier dieper op in zodat we dit bewust kunnen toepassen.

Artikel: Periodeonderwijs

Een beschrijving van verschillende aspecten als bouwstenen voor goed periodeonderwijs.

Thema: Verhalen vertellen

Leraren op de vrijeschool vertellen veel verhalen. Dat heeft een duidelijke reden. In dit thema gaan we hier uitgebreid op in.

Interview: ervaring met 39 jaar periodeonderwijs

Wat is het geheim van het periodeonderwijs en hoe ziet het er in de praktijk uit? Trix Roem blikt met 39 jaar ervaring terug. Ook vertelt ze over het coachen van beginnende leerkrachten.

Thema: Periodeonderwijs

Eén van de belangrijke pijlers van de vrijeschool is het periodeonderwijs. In dit thema lees je over het hoe en waarom van het periodeonderwijs en wat dit voor jou als leraar betekent.