Vrijescholen kijken naar de ontwikkeling in leeftijdsfasen

15 april 2020 Achtergrond
Bregje Beerman (vmg. Rudolf Steiner College Haarlem) & Marijn Ruhaak (Geert Groote College Amsterdam)
Bregje Beerman (vmg. Rudolf Steiner College Haarlem) & Marijn Ruhaak (Geert Groote College Amsterdam)

Vrijeschooldocenten Bregje Beerman en Marijn Ruhaak schrijven dit jaar een reeks columns voor het onderwijsblad Zorg Primair. Zij beschrijven daarin perspectieven op onderwijs vanuit de pedagogische visie van de vrijeschool. Deze keer schrijven zij over leeftijdsfasen.

Elke leeftijd vraagt om een eigen benadering en werkwijze. Volgens de lesboeken moeten de brugklassen beginnen met lessen over celbiologie. Ik sla die hoofdstukken over en behandel ze pas in de tiende klas wanneer het abstracte denkvermogen van de leerling verder ontwikkeld is - Judith Weeteling, Geert Groote College Amsterdam

Waarom volgen vrijeschooldocenten niet zonder meer de opbouw van hoofdstukken van een regulier lesboek? Dat heeft te maken met een belangrijk uitgangspunt van het vrijeschoolonderwijs: de lesstof en didactiek worden steeds afgestemd op de ontwikkelingsfase waarin de leerling en de klas zich op dat moment bevinden. Deze fases beslaan ieder een periode van grofweg zeven jaar die elk een eigen typering op fysiek, emotioneel en cognitief gebied kennen.

Leeftijdsfase van 0 tot 7 jaar

In het onderwijs aan de jongste kinderen (0 tot 7 jaar) staan ervaringen op het gebied van socialisatie centraal en is het kind met name fysiek aan het leren: hoe houd je een potlood vast? Hoe vang je een bal? Hoe reageer je als je even moet wachten bij het speeltoestel? Socialisatie gebeurt met name door nabootsing. Tijdens het meedoen maken kinderen zich namelijk de gebruiken en de betekenissen van hun gemeenschap eigen en internaliseren zij de daarbij geldende waarden en regels. Een kind kan zich daardoor verbonden voelen met zijn omgeving.

Leeftijdsfase van 7 -14 jaar

In de volgende fase (7 -14 jaar) zal een kind zich willen ontwikkelen in denken, doen en spreken. Hij zal moeten leren om een balans te vinden tussen zijn eigen kennis en vaardigheden en die van zijn omgeving.

Leeftijdsfase van 14 - 21 jaar

Een toenemende behoefte aan autonomie is te zien in de derde fase (14-21 jaar). Waar de leerlingen in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld leren door gebruik te maken van rijke beelden en kunstzinnige werkvormen, komt tussen het 14e tot het 21ste jaar juist het intellect en het abstracte denken meer en meer centraal te staan. Hoe beter leerlingen inzicht krijgen in de wereld, hoe meer zij vanuit hun eigen motivatie, denken en voelen willen handelen.

De vraag waarom leraren op de vrijeschool zich niet per se laten leiden doordoor een lesmethode die voorschrijft wat kinderen op een gegeven moment zouden moeten kunnen, heeft dus alles te maken met het inspelen op de ontwikkeling van kind en klas. De leraar zoekt steeds naar hoe de inhoud van de les en de manier van werken afgestemd kunnen worden op wat leerlingen in dat leerjaar aanspreekt en op wat zij te leren hebben.