In mei 2018 nam Lilian Schrijvers afscheid van de Widar Vrijeschool Groningen. Zij begon in 1982 als remedial teacher, werd vervolgens intern begeleider en adjunct-directeur en was gedurende al deze jaren één van de dragers van de uitgangspunten van het vrijeschoolonderwijs. Doordrongen van de overtuiging dat het kunstzinnig onderwijs wezenlijk is voor de ontwikkeling van het kind, hield zij bij haar afscheid een lezing voor ouders en leerkrachten. Deze lezing was gebaseerd op het bestuderen van de voordracht: Pädagogik und Kunst (R. Steiner) in de Medisch Pedagogische Onderzoeksgroep.Lilian bewerkte deze lezing tot onderstaand artikel.
Ik schets hier twee lijnen van het waarom van kunstzinnig onderwijs op de vrijeschool. We geven kunstzinnig onderwijs:
Ik moet natuurlijk beginnen met de moeilijkste vraag: Wat is kunst?
Daarover zijn al vele boeken volgeschreven, maar ik probeer het op deze manier te verwoorden: kunst is het vermogen, of, is een poging om ervaringen, ideeën en emoties tot uitdrukking te brengen, in kleur, vorm, klank of beweging. Die ervaringen, ideeën en emoties worden in zekere zin omgezet in materie; ze worden als het ware aangekleed en naar buiten gebracht, en op die manier zichtbaar, hoorbaar, voelbaar. Ze worden kunstzinnig uitgedrukt.
Ik kan het nog iets hoger tillen. Als ik ervan uitga dat individuele ideeën en emoties een aspect zijn van algemene ideeën en emoties (dus: mijn persoonlijke verdriet is míjn beleving van Verdriet in het algemeen), dan komen we in de buurt van een uitspraak van Rudolf Steiner:
Kunst is een poging om een geestelijke realiteit weer te geven in materie.[1]Dit geeft de materie de glans van schoonheid. Het licht van de geestelijke realiteit doet de materie opglanzen.Rudolf Steiner
Maar de uitdrukking van ervaringen, ideeën en emoties blijft ook altijd verbonden met die ene mens die het in deze specifieke vorm goot. Het is en blijft een allerindividueelste expressie van die mens, het is een persoonlijke schepping. Want de mens heeft scheppende vermogens. En de mens heeft scheppingsdrang.
Scheppingsdrang is de mens van nature aangeboren. Kijk maar eens naar een spelend kind. Moeiteloos wordt het vloerkleed tot een zee, een woestijn of een weiland en de stoelen worden boten, kamelen of koeien. Wij noemen het spel, maar voor het kind is het pure ernst. Met enorme vrijheid is het kind daar aan het werk: creaties verschijnen en lossen weer op zonder enige sturing van buitenaf.
Maar, zegt Rudolf Steiner in 1923:
Kijk nu eens naar de werkende volwassen mens. Het lijkt wel of de werkende mens vooral gebukt gaat onder het werk, onder werk dat hem en haar wordt opgedragen, werk dat aan allerlei sturende en beperkende maatregelen is gebonden.” Dat gold toen blijkbaar, maar is anno nu nog steeds herkenbaar. En hij vervolgt: Wat zou het fantastisch zijn als de scheppingskracht van de kinderen behouden kan blijven tot zij opgroeien tot de werkende mensen van de toekomst.Rudolf Steiner
Ja dat zou inderdaad fantastisch zijn als zij dan nog dezelfde scheppingskracht hebben, zodat zij met innerlijke beweeglijkheid en creativiteit kunnen reageren op de vragen die dán op hen afkomen.
En met een antwoord dat individueel bepaald zal zijn, want een schepping heeft immers altijd het stempel van zijn/haar schepper.
Dat dat niet kan met alleen het gemak van de kleuter, dat is natuurlijk evident. Dus moeten we ons de vraag stellen: wat is er in de opvoeding voor nodig dat een kind die scheppingskracht blijft behouden en daar duurzame gereedschappen en instrumenten voor leert ontwikkelen? Het antwoord van Rudolf Steiner is: Kunstzinnig onderwijs!
Hoe ziet dat er uit in de school?
Kunstzinnig onderwijs in de kleuterklassen is spel. Spelen is voor kleuters hun manier van opnemen, verteren en eigen maken, van begrijpen en weergeven, kortom van groei. Vanuit een innerlijke binnenwereld geven ze het spel vorm en inhoud.
Invloeden van buitenaf zoals het aanbod van de leerkracht, activiteiten, samenspel, het jaarverloop en eigen ervaringen krijgen in dat spel een plek. Het kleuterkind zet dat om in eigen creaties: de poppenmoeder wordt in het spel een zorgzame Maria; een ander kind wordt, met een rode mantel om, een bevelende koning. En als de smid op het plein met de derdeklassers het ijzer heeft gesmeed toen het heet was, verschijnen er in de kleuterklas ook allerlei kleine smidsen.
Maar zo blijft het niet. De opgroeiende mens verliest die magic touch van de kleuter. Niet langer wordt een vloerkleed zonder meer tot zee en stoelen tot schepen. Na die eerste fase van spelen of dagdromen is het de kunst om deze creatieve scheppingskracht en fantasie te gaan koppelen aan materie, aan de concrete wereld. Het kind mag gaan leren om de scheppingskracht te gaan uitdrukken in de materie, om deze ook daadwerkelijk te gaan veranderen.
En dat is het begin van een hele, hele lange weg, want….. de materie biedt weerstand!
De materie doet namelijk niet zomaar wat jij wil. Het resultaat valt altijd tegen! Een schildering, een boetseerwerk, een eerste toon uit een instrument: het lukt niet, het wordt niet zoals je had gedacht. En het allervervelendste is: dat blijft in zekere zin zo. Spreek maar eens met ervaren kunstenaars, ook zij beleven vaak: het is niet helemaal wat ik voor ogen had. Het is en blijft een worsteling.
Maar….. er zijn ook voordelen!
De materie geeft ook iets terug. Het materiaal gaat meedoen en schenkt eigen kwaliteiten en karakter aan het werkstuk. Hout geeft andere vormen en structuur dan klei. Ecoline geeft andere kleur en helderheid dan waterverf.
En, er komt werkelijk iets te voorschijn. Het werkstuk is bestendig geworden; het lost niet meer zomaar in het niets op, zoals bij het kleuterspel. Er is iets nieuws aan de wereld toegevoegd. De wereld is een beetje veranderd. Ook een muziekstuk, dat maar even klinkt, kan steeds weer ten gehore worden gebracht. De vorm is bestendig geworden.
De opdracht van het kunstzinnig onderwijs in de school is nu:
De kinderen de materialen leren kennen. De kinderen leren welke uitdrukkingsmogelijkheden verschillende materialen hebben. En dat niet één keer, maar steeds weer zodat ze die materie echt leren kennen en steeds meer de kwaliteiten van de materie leren toepassen voor hun eigen doel.
De kinderen uitdagen en leren om hun scheppingskrachten om te zetten in materie.
En dat gebeurt in de verschillende kunstzinnige vakken (schilderen, tekenen, boetseren, muziek, drama, creative writing, handvaardigheid, euritmie) waarin ze verschillende materialen stap voor stap leren kennen.
En (nogmaals) daarbij is het ultieme doel niet om schilder of euritmist te worden maar om te ervaren en te leren hoe je je eigenheid kunt uitdrukken in deze wereld.
Ter illustratie hieronder enkele voorbeelden uit de leerlijn schilderen, deels gekoppeld aan de vertelstof.
Kleuterklas: net zo vrij als in het vrije spel beleven de kinderen het verschijnen van de kleuren op het papier.
Het verkennen van de afzonderlijke kleuren in hun kwaliteit. Niet het geel van de zon en het blauw van de lucht, maar bijvoorbeeld het stralende geel, het geheimzinnige blauw en het vurige rood. Wat gebeurt er als twee kleuren elkaar ontmoeten? Betoveren ze elkaar? Sluit de één de ander in? Licht de één de ander op?
Geel en blauw gebruikt als een stemming voor een Sinterklaasschildering.
Het verkennen van de ontmoeting tussen twee complementaire kleuren. Zoals in de fabels complementaire karakters elkaar ontmoeten.
Kleuroefeningen met de drie basiskleuren rood, geel en blauw, en alle kleuren die daaruit kunnen ontstaan. Met in dit geval het beeld van de kleurrijke mantel van Jozef (zoon van Jakob) voor ogen.
Vanaf klas 4 gaan we in de leerstof meer naar buiten kijken; innerlijke zielenstemming wordt een meer objectieve natuurstemming. Hoe kan kleur worden ingezet om de kwaliteit van een dier in zijn element neer te zetten: de gouden adelaar, gedragen door de lucht.
Natuurstemming in de plantkunde. En al heel veel techniek: een dunne rode waas als basis; alle leven ontstaat immers uit warmte. Geel voor het licht, maar al snel verduisterd door het blauw, want de paddenstoel is een schaduwplant. Uitsparen van de paddenstoel. Met lichtrood de hoed van de paddenstoel, met uitsparing van de stippen.
De techniek van het sluieren om de helderheid en de strakke vormen van de kristallen weer te geven.
Wat zo fijn is aan schilderwerk is, dat je het kunt bewaren en laten zien. Hieronder ga ik het hebben over taal en klank. Dat vraagt wat extra inlevingsvermogen van jullie als lezer!
In een lezing over kunstzinnig onderwijs kun je spraakoefeningen met elkaar doen, gericht op de klanken aa, ee, ie, oo en oe. De aanwezigen kunnen dan ervaren – en de lezer zich hopelijk voor stellen – dat elk van deze klanken een eigen stemming creëert, een eigen sfeer oproept.
Dichters maken daarvan gebruik.
Zo beschrijft Ida Gerhardt in het gedicht Musisch 1 de merel, die ’s morgens vroeg nog voor zonsopgang al begint te zingen.
**Musisch 1 (fragment, Ida Gerhardt):
**
_Bij late maan ving hij reeds aan met zijn preludiën, dauwbedwaasd,
Eert thans de dageraad met een reeks van fuga’s
Viert met een motief de eerste tinten van het licht.
Het gaat over de overgang van nacht naar dag._
Ida Gerhardt gebruikt daarbij in de eerste twee regels woorden die overwegend met een a, u of au klank zijn. De laatste regel heeft dan ineens i en ie klanken; ook in de klank gaat het van donker naar licht. Ida Gerhardt is een erkend dichteres. Ze weet hoe ze de inhoud van een gedicht kan versterken door het gebruik van klanken. Maar ook sommige kinderen voelen dit blijkbaar al jong aan. In 2002 schreef een achtjarig meisje dit gedicht en won er een prijs mee. Verschillende gevoelssituaties geeft zij met kleine klanknuances weer:
Hartswedervaren
_Mijn hart klopt al 8 jaar
Boemboem boemboem boemboem
Soms heeft het een lekker gevoel:
Zaterdagavond, morgen lekker uitslapen
Bambam bambam bambam
Soms is het kwaad:
Als de juf iemand voortrekt en mij overslaat.
Kaboem kaboem kaboem
En als ik mijn spreekbeurt heb:
Tik tik tik tik tik tik
Mijn hart_
Loes Börger
We hebben het hier over klankkleuren. En net zoals de kinderen in de schilderles hebben geoefend met de zichtbare kleuren, oefenen ze in de (taal)les met klankkleuren.
In de kleuterklas is het opzeggen van rijmpjes en versjes een dagelijks terugkerend ritueel. Vaak ondersteund met gebaren of het uitvoeren van de beschreven handeling. De klank wordt helemaal ‘aan den lijve’ beleefd.
_Vlinderlicht en vleugelfijn
Elfen laten ons vrolijk zijn
Dansen, dansen om en om
In het zachte licht der zon
_
In de eerste klas, aan het begin van het leren schrijven en lezen, leren de kinderen hoe de verschillende letters worden geschreven. In de vrijeschool gebeurt dat aan de hand van de zogenaamde letterbeelden. De leerkracht zoekt, in verhaal en tekening, een passend beeld bij de aan te leren letter, een beeld dat overeenkomt met de kwaliteit van de klank van die letter. En dan krijgt de letter K bijvoorbeeld een verhaal mee van een statige, Kaarsrechte Koning of van een Krachtige houthaKKer, terwijl de B een Beschermend beeld krijgt: een Beer die zijn pot met honing Behoedt.
Maar ook in de periodelessen waarin de vakken taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en natuurkunde worden onderwezen, heeft kunstzinnige verwerking een belangrijke plaats, om zo de kennis te verbinden met eigen beleving en ervaring.
Een voorbeeld:[2]
Klas 5 heeft periode plantkunde. De leerkracht heeft in de klas over de mossen verteld en nu gaan ze naar het bos met een drievoudige opdracht:
Ze geeft ze eerst een opdracht die een wakker waarnemen en helder onderscheidingsvermogen stimuleert
Om te kunnen natekenen, moeten de kinderen nog scherper kijken, maar verbinden ze zich ook met hun uitgekozen mossen.
In de derde opdracht vraagt ze hen te verwoorden wat ze zien, om dan, vanuit hun eigen referentiekader daaraan een naam te geven: hoe zou jíj benoemen wat je daar ziet?
Er verschenen namen als kussentjesmos, muisjesmos en ook sterretjesmos (zoals het echt heet). Even hebben ze zelf moeten reflecteren op: wat zie ik eigenlijk?
En dat is waar het straks in het leven toch om gaat: of je nu loodgieter wordt, automonteur, politicus of dokter, steeds is er de vraag ‘wat zie ik daar?’ Goed waarnemen, nog beter kijken en dan onder woorden proberen te brengen wat je hebt waargenomen. Want oplossingen, ook eigen kunstzinnige, moeten een antwoord zijn op wat zich in de situatie aandient en moeten niet zomaar uit de lucht worden gegrepen.
Maar…. moet ieder kind dan een kunstenaar worden? Ja, zeker!! En nee, ze hoeven niet allemaal dichter of schilder te worden. Maar wel een levenskunstenaar! Ze moeten namelijk goed leren hoe de wereld in elkaar zit, maar bovendien én bovenal dat zij met hun eigenheid iets aan deze wereld kunnen toevoegen.
Maar nu zegt Steiner nog iets bijzonders. Hij zegt:
De mens kan alleen begrepen worden door een kunstzinnige blik.Rudolf Steiner
Ik begrijp dit als volgt: De mens kan alleen ten diepste begrepen worden met diezelfde houding waarmee we ook naar kunst kijken of luisteren, en waarmee we datgene wat we zien of horen, proberen in al zijn gelaagdheid onbevangen te doorgronden.
Hiermee zijn we ineens aangeland in de sociale kunst. De kunst van het omgaan met elkaar en met jezelf. Het is wel een opmerking die om nadere beschouwing vraagt.
We gaan even terug naar het begin van het verhaal. Daar heb ik kunst zo omschreven: ‘Kunst is een geestelijke realiteit, uitgedrukt in materie’.
We zijn aanbeland bij het sociale, nu gaat het over de mens. Kunnen we nu dan ook zeggen: de mens is een geestelijke realiteit, uitgedrukt in materie? Of, aangezien de mens zich ontwikkelt: de mens is een geestelijke realiteit die zich gedurende het leven probeert te verwezenlijken in de materie, in zijn lijf, in de wereld. De mens als kunstwerk?
Een vraag die ik van harte met Ja! beantwoord.
Want, als dat zo zou zijn, dan kunnen we namelijk ook zeggen: daar waar de mens een uiting is van een scheppende geest in materie, daar kan hij alleen begrepen worden op dezelfde manier als waarop kunst begrepen kan worden. Dan kan de mens alleen echt begrepen worden door iemand die ook bereid is om scheppende activiteit in materie waar te nemen. Dan kan de mens alleen begrepen worden door een kunstzinnige blik.
Dat vermogen, die kunstzinnige blik, wordt geoefend door zelf actief kunst te beoefenen. Een schilder ziet immers absoluut meer kleur in een landschap dan de gemiddelde wandelaar en een musicus hoort meer aan klanken en harmonieën dan een ongeoefende luisteraar.
Dus, als dit allemaal waar zou zijn, dan wordt de betekenis van kunstzinnig onderwijs nog groter. Dan zou dat namelijk het volgende drieluik impliceren.
Als ik een kind stimuleer tot scheppende activiteit, dan leert het kind niet alleen zijn gevoel uit te drukken en iets ‘in de wereld te zetten’, maar het verwerft zelfs vaardigheden om het wezenlijke van de ander te kunnen waarnemen.
Als ik met kinderen oefen in het kijken naar kunst, dan oefen ik hun kunstzinnige en dùs hun sociale blik. En dat kan heel eenvoudig beginnen door te kijken naar elkaars producten. En dan niet in de trant van goed of fout en mooi of lelijk, maar door bijvoorbeeld te zoeken naar verschil
lende soorten blauw, zonnig blauw, geheimzinnig blauw.
Als ik zelf als leerkracht een kunstzinnige activiteit beoefen, versterk ik mijn vermogen om kinder- en waar te nemen.
Een adembenemend perspectief.
Een voorbeeld hoe leerkrachten zich in deze kunst beoefenen is de getuigschriftspreuk. Aan het eind van het schooljaar krijgen de kinderen, van oudste kleuter tot en met de leerlingen van klas 12, een getuigschrift.
De leerkrachten verwoorden daarin wat ze aan ontwikkeling bij dit kind hebben waargenomen, zowel in het algemeen als in de verschillende vakken.
Daarnaast maken of vinden de leerkrachten voor ieder kind een spreuk. In die spreuk proberen ze iets van het wezen of de ontwikkeling die ze hebben waargenomen in een beeld te pakken, in een metafoor. Het liefst in een beeld dat de kinderen kennen, dus uit de vertelstof of lesstof van dat jaar. En dan krijgt het ene kind bijvoorbeeld een spreuk die zo begint:
_Hop, hop, zegt het paardje
Ik wil hier weg uit deze wei
Rennen, draven met een vaartje
Het is hier veel te klein voor mij.
_
... en een ander kind krijgt een spreuk die zo begint:
_Zonnebloem wat reik je hoog
Naar de gouden hemelboog
Ik weet nog goed hoe je begon
Blad voor blad richting de zon.[3]
_
Je voelt meteen dat het hier om twee heel verschillende kinderen gaat!
Soms herkennen de ouders het beeld meteen, soms moet het even bezinken; toont het kind zich in de klas anders dan thuis? Het kan het begin worden van een gesprek.
We geven op de vrijeschool kunstzinnig onderwijs:
**Verwijzingen
**