Thema: Jaarfeesten

Thema: Jaarfeesten

De jaarfeesten worden op de vrijeschool vol overgave gevierd. Op het vaste ritme van de natuur gaan we het hele jaar rond. Van Sint-Michaël aan het begin van het schooljaar tot het bruisende midzomerfeest van Sint-Jan aan het einde daarvan. Zo bewegen we mee op de adem van de natuur. Elk feest is daarbij als een parel aan het snoer. In de donkere tijden keren we vanaf Sint-Maarten steeds dieper naar binnen met de lichtfeesten, tot met Kerstmis ons innerlijk licht geboren wordt. Daarna keren we weer naar buiten met Palmpasen en Pinksteren. Tot we met Sint-Jan even in balans zijn met de hele kosmos. Zo vieren we het leven zelf. Omdat de cyclische natuur in onze moderne levens flink op de achtergrond is geraakt, zijn de jaarfeesten zo belangrijk. Zo houden we ook ons moderne bestaan levend.’

Vaste momenten in het jaar

De jaarfeesten markeren vaste momenten in het jaar. Net zoals vrijescholen bepaalde momenten in de dag en week bewust markeren met een lied of spreuk. Met dit markeren willen wij de kinderen houvast en een gevoel voor het ritme van de tijd geven. Mede door het vieren van de jaarfeesten hopen we dat de kinderen de veranderingen van de seizoenen heel bewust beleven. Een jaar is vooral voor heel jonge kinderen nog groot en niet te overzien. Een indeling in maanden is erg abstract, maar de jaarfeesten geven de kinderen vaste herkenningspunten in het jaar. Ze zorgen ervoor dat de kinderen de veranderingen in de natuur meer bewust opmerken en meebeleven. Het waarnemen van die veranderingen stimuleert de kinderen ook om onderzoekend, nieuwsgierig en met verwondering naar de wereld te kijken.

De oorsprong van de jaarfeesten zoals vrijescholen die van oudsher vieren, ligt in de verbondenheid met de natuur die door allerlei volkeren al eeuwenlang en met verschillende symbolen gevierd wordt. Op westerse vrijescholen heeft het christendom de jaarfeesten sterk beïnvloed, maar eerdere symbolen zien we nog steeds terug. Denk bijvoorbeeld aan de kerstboom van het midwinterfeest en de eieren en de haas rondom het paasfeest.

Vrijescholen vieren met de jaarfeesten vooral de oude verbondenheid met de natuur. Jaarfeesten benadrukken de beweging van de natuur. Elk jaarfeest is ingebed in een tijdspanne van enkele weken. In het najaar helpen de feesten de weg naar binnen te gaan door licht in huis te brengen. In het voorjaar zijn de feesten gericht op de beweging naar buiten. Wanneer je de seizoensfeesten ook een spirituele invulling geeft, krijgen de feesten een meerwaarde. Je maakt dan voelbaar dat de mens naast de verbondenheid met de tastbare natuur ook een verbondenheid kent met een geestelijke wereld.

De meeste vrijescholen in Nederland vieren de jaarfeesten vanuit een christelijke traditie. Maar ook tradities uit andere religies en culturen kunnen heel goed een plaats krijgen bij het vieren van de jaarfeesten. Waldorf aan de Werf, een vrije basisschool in Amsterdam Noord, is bij uitstek een school waar dit intercultureel denken centraal staat. Redenen om ook feesten uit niet-christelijke culturen te vieren, kunnen zijn dat kinderen in de klas of op de school diverse culturele achtergronden hebben, dat de school de wens heeft om een meer diverse school te worden of dat de school het belangrijk vindt dat hun onderwijs een goede afspiegeling is van de maatschappij waarin wij leven.

Waar blijven de sportdag, de jaaropening en Paarse Vrijdag? Ook dat zijn inderdaad feestelijke dagen die ook op vrije scholen elk jaar op het programma staan. Deze dagen zijn niet verbonden met de cyclus van de seizoenen waarop de traditionele jaarfeesten zijn gebaseerd. Ook kennen ze geen religieus of spiritueel element. Wel dragen ze bij een gevoel van verbondenheid.

De vier grote seizoensfeesten

Er zijn vier grote feesten die tegenover elkaar staan in de cyclus van het jaar. Net als de vier seizoenen op het noordelijk halfrond. Het kerstfeest staat, als een echt winterfeest, tegenover het Sint-Jansfeest, een zomerfeest. Een feest van rust en naar binnen kijken, tegenover een uitbundig feest vol dans en zang. Zo staan ook in de herfst en in de lente twee feesten tegenover elkaar, het Michaëlsfeest en het paasfeest. Waar het paasfeest de lente en het nieuwe leven viert, is Michaël gekoppeld aan de oogst en de overgang naar de herfst. Hieronder beschrijven we eerst deze vier grote feesten. Daarna volgt een beschrijving van de andere feesten die we vieren, inclusief de belangrijkste jaarfeesten uit islam, hindoeïsme en jodendom.

Illustratie door Marijn Ruhaak en Nienke Gielen.

Het herfstfeest

Het eerste feest in het schooljaar is het Michaëlsfeest. De zomer gaat over in de herfst. De aarde ontvangt minder kracht van de zon, de bomen worden kaal en bijen, torren en andere insecten verdwijnen. De vogels zoeken het warmere zuiden op. Dieren in het noorden trekken zich terug voor een winterslaap. Boeren halen hun oogst binnen en de natuur sterft langzaam af, maar in de zaden en vruchten die de herfst ons geeft, schuilt alweer nieuwe levenskracht.

Veel mensen hebben in de vakantie de rust en de tijd gehad om stil te staan bij hun eigen leven en met nieuwe voornemens het schooljaar in te gaan. Dat is de oogst van de zomer. Het vraagt moed om de winter in te gaan en deze voornemens waar te maken. Om deze moed aan te boren, vieren de meeste vrijescholen rond 29 september het Michaëlsfeest. Al in de middeleeuwen vierden mensen het feest van deze aartsengel. Michaël versloeg Lucifer in de verschijning van de draak en verjoeg hem uit de hemel. Michaël is de engel van de goede wil, strijder tegen het duister en schenker van innerlijke moed. Michaël wordt meestal afgebeeld met zwaard en weegschaal. Het zwaard waarmee hij ten strijde trekt en de weegschaal voor het onderscheid tussen goed en kwaad. Michaël heeft de moed om de confrontatie met het donker aan te gaan en hij stimuleert de mens om dat ook te doen. Ieder mens heeft immers angsten, innerlijke draken, en dit is de tijd om voor jezelf op te komen en dat innerlijke gevecht aan te gaan.

Wellicht zijn alle draken in ons leven Uiteindelijk prinsessen Die er in angst en beven slechts naar haken Ons eenmaal dapper en schoon te zien ontwaken. Wellicht is alles wat er aan verschrikking leeft, In diepste wezen niets anders dan iets Wat onze liefde nodig heeft.Rainer Maria Rilke

De kleuters vieren op de vrijeschool het feest van Michaël vooral als een oogst- en herfstfeest. In de kleuterklas is de overgang van de zomer naar de herfst al enige tijd te zien. De klas verandert langzaam in een herfstbos. De kleuren en afbeeldingen in de klas veranderen en in de gezongen liedjes en in de verhalen spelen de oogst en de herfst een steeds grotere rol. In de klas hangt een mooie herfstkrans. De kinderen nemen natuurschatten mee naar school. Eikels, kastanjes, gekleurde bladeren. Met deze schatten van de herfst kun je knutselen, spelen of ze liggen op de jaartafel om te bezichtigen.

Vanaf klas 1 (groep 3) staat moed centraal, de moed die nodig is om de donkere tijd in te gaan. In de klassen vertelt de leerkracht het verhaal van Michaël of andere verhalen over moed. Ook Sint-Joris en de draak, een verhaal dat parallel aan dat van Michaël staat, klinkt vaak of wordt door de kinderen nagespeeld. Ook staan er vaak andere spelletjes op het programma waar kinderen een gezonde dosis moed voor nodig hebben. Ze lopen over een evenwichtsbalk, doen een baggerloop of laten zich geblinddoekt leiden door een klasgenoot. Op sommige scholen wordt het Michaëlsfeest gecombineerd met een sport- en speldag.

Ook in het voortgezet onderwijs is het Michaëlsfeest een jaarfeest waarbij ‘moed’ centraal staat. Moed om het goede te doen voor de wereld, de ander of jezelf. Leerlingen luisteren naar een verhaal met dat thema of doen allerlei moedsproeven, zoals geblinddoekt een parcours lopen, ze gaan de straat op om plastic op te ruimen om daar vervolgens een kunstwerk van te maken, of ze overwinnen zichzelf en zamelen geld in voor een goed doel.

Het winterfeest

De dagen worden korter en de zon gaat zo vroeg onder dat ook de jongste kinderen de sterrennacht kunnen zien. Buiten is het koud en guur, met regen en soms sneeuw. Binnenshuis zoeken de mensen de warmte en gezelligheid op. We halen licht in huis. Door de invloed van het christendom kennen we deze van oorsprong midwinterfeesten nu vooral als viering van de geboorte van Jezus. Op scholen wordt dit geboorteverhaal verteld of in een toneelstuk opgevoerd (het kerstspel). Het kerstverhaal is een oerverhaal. Het staat symbool voor hoop. In een tijd waarin de mensheid het zwaar had, werd Jezus geboren om liefde en licht te brengen, zoals je midden in de winter erop kunt vertrouwen dat het weer voorjaar wordt. Behalve het spelen of bekijken van het kerstspel, staan de leerlingen van de middelbare scholen tijdens het midwinterfeest vaak ook wat langer stil bij het thema hoop. Zij schenken bijvoorbeeld hoop aan anderen door iets voor ze te doen. Denk aan kaarten schrijven aan mensen die een moeilijke tijd doormaken.

‘Ik vertel het kerstverhaal en daarna spelen de kinderen het als een soort toneelstukje. Iedere dag mogen de kinderen weer een andere rol proberen. De donderdag voor de kerstvakantie zijn alle ouders welkom om in de ochtend naar ons kerstspel te komen kijken. De kinderen van de hogere klassen kijken op vrijdag naar een opvoering van het kerstverhaal in het herdersspel dat de leerkrachten opvoeren.’

-Annabel Stunnenberg, kleuterleerkracht op basisschool De Driestroom in ‘s Hertogenbosch

Het lentefeest

De wereld leek wel dood in de winter, maar komt nu weer tot leven. Wij richten ons op de verwondering en de blijdschap over het nieuwe leven van de planten en dieren. De Germanen aten in het voorjaar veel eieren ter ere van de godin Ostara om nieuwe levenskrachten op te doen. Eieren werden ook in de grond gestopt om nieuwe levenskrachten op het veld over te brengen. Waarschijnlijk stamt onze gewoonte van paaseieren zoeken op eerste paasmorgen hier vanaf. Het beschilderen van eieren werd eerst gedaan om eieren te markeren en is later een huiselijke traditie geworden. De haas komt als symbool voor het leven (en de vruchtbaarheid) in vele culturen voor. In sprookjes en legendes speelt de haas vaak de rol van een zachtmoedig dier dat redding brengt. Deze redding laten de hazen mooi zien wanneer er op hen gejaagd wordt. Wanneer een opgejaagde haas langs een andere haas komt, stoot die tweede haas een hoge toon uit en neemt de vlucht over. De eerste haas kan rusten in het leger van de tweede haas. Een haas offert zich dus op voor een mede-haas, met de kans dat het zijn eigen leven gaat kosten. In het christendom zien we deze beweging terug in het verhaal van Christus die de kruisdood sterft en zichzelf daarmee opoffert ten behoeve van de mensheid. Het paasfeest is voor de christenen de herdenking van de opstanding van Christus uit de dood, net zoals de natuur na de winter weer tot leven komt. Het paasfeest laat met de opstanding van Christus zien dat er meer is dan het aardse leven.

We vieren het lentefeest op de vrijeschool met verhalen rondom het thema ‘nieuw leven’ en ‘opstanding’. Het leven wint het van de dood. Denk bijvoorbeeld aan verhalen over mensen die na een lange, moeilijke periode weer nieuwe kracht hebben opgedaan voor het vervolg van hun leven. In de lagere klassen zoeken, schilderen (en eten) we daarnaast eieren. Vaak gaan we ook de natuur in om de lente te kunnen beleven.

Het zomerfeest

Het zomerfeest is het laatste grote jaarfeest van het schooljaar. Dit feest valt op 24 juni, bijna tegelijk met de zomerzonnewende die in de Germaanse cultuur met het midzomerfeest werd gevierd. Vuur speelt een grote rol, waar men vroeger een zuiverende en reinigende werking aan toe kende. Een sprong over het vuur zou helpen om ongeluk en ziekte te verjagen en kracht te geven voor de komende donkere tijd. Dit springen over het vuur is op veel vrijescholen nog steeds een vast ritueel. Sint-Jan wordt als een echt buitenfeest gevierd.

Het zomerfeest heet op veel vrijescholen ook wel het Sint-Jansfeest. Dit verwijst naar Johannes de Doper, die Jezus van Nazareth heeft gedoopt. Meestal viert men de sterfdagen van de heiligen, maar bij Johannes de Doper is het juist de geboortedag die centraal staat. Net zoals we met het kerstfeest bij de geboortedag van Jezus stilstaan. Ook in andere opzichten is het zomerfeest de tegenhanger van het winterfeest. Waar het winterfeest naar binnen gericht is en met veel rust wordt gevierd, is het zomerfeest een uitbundig feest vol met zang, dans en vrolijkheid.

Tijdens het Sint Jansfeest komen de kinderen met een kleurrijke bloemenkrans naar de viering. We vieren het feest op een veld met een picknick met de hele school.Annabel Stunnenberg, kleuterleerkracht basisschool De Driestroom, ‘s Hertogenbosch

Overige feesten

Behalve deze vier grote jaarfeesten, die in de cyclus recht tegenover elkaar staan, zijn er nog allerlei andere feesten in het schooljaar die de seizoenen markeren. Hieronder beschrijven we deze feesten chronologisch. We maken daarbij een keuze uit feesten van allerlei culturen. We beginnen bij het eerste feest van het schooljaar.

Divali is een hindoestaans lichtjesfeest en een herfstfeest. Het valt in oktober of november. Het feest duurt vijf dagen en wordt ook wel Dipavali, Diwali of Deevali genoemd. Dit woord is afgeleid van het Sanskriet en betekent ‘rij lichtjes’. Tijdens het feest worden de huizen helemaal schoongemaakt en er worden overal rijen diya’s neergezet. Een diya is een klein handgebakken lampje met geklaarde boter, ghee, en een lontje er in. Ook tijdens Divali vieren de hindoestanen de overwinning van het licht op het duister en van het goede over het kwade. Het is een heel vrolijk feest dat meestal in familie- of gezinsverband gevierd wordt. Deze dagen worden er mooie verhalen verteld. Bijvoorbeeld het verhaal uit de veda’s over de terugkeer van Rama en zijn vrouw Sita na een ballingschap van veertien jaar. Divali is oorspronkelijk gewijd aan godin Laksmi, de godin van licht, rijkdom, geluk en schoonheid. Hindoestanen eten tijdens de vijf dagen Divali geen vlees en drinken geen alcohol. Er worden mantra’s opgezegd en zoete lekkernijen gegeten. De mensen wensen elkaar ‘Subh Divali’, een gelukkig en gezegend lichtjesfeest.

In klas 5 (groep 7) kan het Divalifeest heel mooi gevierd tijdens de geschiedenis periode over het oude Indië.

Sint-Maarten op 11 november past bij de bedelfeesten die vroeger werden gevierd rond deze tijd. Aan het begin van de moeilijke wintermaanden waren de bedelfeesten noodzaak voor de armen. De thematiek van de ruimhartige Sint-Maarten die zijn mantel met een bedelaar deelt, sluit hier dan ook mooi op aan.

Martinus was de zoon van een rijke koopman. In de vierde eeuw diende hij als soldaat in het Romeinse leger. De legende vertelt hoe Martinus op een zeer koude dag in de winter met een groepje soldaten op zijn paard richting huis reed. Bij de stadspoort zag Martinus een arme man zitten in de sneeuw. Hij had enkel een dun hemd aan en geen schoenen aan. De man bedelde om wat geld om te eten. Maar Martinus had geen enkele duit meer op zak. Op dat moment besluit hij om zijn heerlijk dikke, warme rode mantel met zijn zwaard in tweeën te snijden. Hij slaat de halve mantel liefdevol om de rillende bedelaar heen.

Het verhaal van Sint-Maarten past ook bij de heiligenlegenden en wordt in ieder geval in klas 2 (groep 4) verteld. Maar vaak wordt het in één of andere vorm ook nog in andere klassen verteld. In de lagere klassen is het feest vooral verbonden met delen en eerbied. De eerbied is prachtig te zien als de jongere kinderen voorzichtig hun knol vasthouden om het lichtje te laten schijnen. Op school hollen we knollen of pompoenen uit, om er daarna een lichtje in te brengen. Knollen met lichtjes erin werden vroeger buiten gehangen wanneer de oogst was binnengehaald. De tijd dat het leven zich vooral buitenshuis afspeelt is gedaan. Het beeld van het licht in de aardse knol staat symbool voor het licht van buiten dat nu naar binnen wordt genomen.

Sint-Maarten is hiermee het eerste lichtfeest op weg naar het kerstfeest. Het delen komt terug in de verhalen. Klas 1, 2 en 3 (groep 3, 4 en 5) halen tijdens hun lampionnentocht fruit en noten op bij mensen uit de buurt. Op sommige scholen brengen de kinderen dit lekkers een volgende dag naar een verzorgingstehuis of andere instelling. Tijdens hun bezoek zingen de kinderen Sint-Maarten-liedjes voor de bewoners van het tehuis. De kinderen uit de hogere groepen luisteren deze periode naar verhalen van Sint Maarten, over de herfst, oogst en over de moed. Ze helpen vaak in de lagere klassen bij het uithollen van de knollen en pompoenen en maken meestal ook zelf nog een eigen lampion. Soms via een andere techniek, maar er zijn ook kinderen die trouw blijven aan de pompoen en jaar na jaar groeien in het fraai versieren daarvan.

‘Sint Maarten en het beertje’ door M. Dusikova A. Schneider, Uitgeverij De vier windstreken, druk 2, 2006.

Sint-Maarten wordt in het voortgezet onderwijs niet meer gevierd met een rondgang langs de huizen. Wel staan scholen vaak stil bij het feest. Bijvoorbeeld door het thema van het feest te verwerken in de lessen. Met verhalen of actieve lesvormen staan jongeren stil bij de relatie tussen henzelf en de ander. Zeker in de hogere klassen kan het beeld van Sint Maarten die zijn mantel niet weggaf maar deelde, een mooie aanleiding zijn voor een gesprek over de balans tussen egoïsme en altruïsme.

Advent is de periode in afwachting van het kerstfeest. Het zonlicht verdwijnt steeds meer, maar met het licht van kaarsen houden we de herinnering aan het zonlicht levend. Het begint met ruimte maken. Alle schatten van de herfst worden opgeruimd, de kleuren rood, goud en bruin maken plaats voor blauw. In de kleuterklas begint advent met een bijzonder ochtendopening. De klas is de eerste adventsmaandag alleen verlicht met kleine lichtjes. De kinderen lopen al zingend achter de leerkracht aan. De stoeltjes staan in een wijde boog en in het midden van de klas ligt een spiraal van dennengroen met in het midden een grote kaars. De leerkracht bewandelt als eerste het weggetje naar de kaars in het midden, steekt het kaarsje in de appel aan en geeft het een plekje in de spiraal. De kinderen volgen één voor één dit voorbeeld, begeleid door de zang van de hele groep. Deze eerste advent is een rustige viering die vaak veel indruk maakt op de kinderen.

In de andere klassen van de basisschool lopen de kinderen op de eerste adventsmaandag ook de spiraal. Deze spiraal van schelpenzand of dennengroen ligt in een grote zaal of hal. In het midden brandt een grote kaars. De klassen komen om de beurt naar deze plek om de spiraal te lopen, het kaarsje in de appel aan te steken en de appel een plekje te geven op de spiraal. Dit lopen en ontsteken van de kaarsjes gebeurt in alle rust. De kinderen zingen liedjes als 'Stil nu' en 'Donker is de aarde'. Na dit ritueel branden de kinderen in hun eigen klas ook het eerste kaarsje op de adventskrans. In de weken die volgen herhaalt de leerkracht iedere ochtend met behulp van een kind dit ritueel. Steeds mag een ander kind het kaarsje ontsteken. Naarmate de kerst nadert zal er iedere week een extra lichtje volgen tot alle vier de kaarsjes branden. In verschillende klassen worden zelf kaarsjes gemaakt. Dit doen we door iedere dag een lont in vloeibare bijenwas te dopen, waardoor het kaarsje geleidelijk aan groeit.

In het voortgezet onderwijs wordt op de adventsmaandagen de verstilling vaak gezocht door leerlingen die ’s ochtends bij binnenkomst muziek maken in de gangen. Ook kan je als leraar met een kort verhaal of gedicht over verstilling en hoop in deze tijd ’s ochtends de adventstemming versterken. Op sommige scholen bezoeken als engelen verklede kinderen van de basisschool alle klassen om de volgende adventskaars van de krans te ontsteken. Op andere scholen komen de leerlingen elke maandagochtend in het donker binnen. Op het bureau van de leraar staan vier waxinelichtjes als teken van de vier adventsweken. De lichten gaan pas aan als het kaarsje is aangestoken.

Donker wordt de aarde duister overal maar mijn hart beware het licht dat komen zal Dat het helder schijnen en stralen mag heel ver dan zal eens de aarde worden als een sterLena Struik

Sint-Nicolaas, dat op 5 december gevierd wordt, is naast een feest met geschenken ook een moment waarop je even de maat wordt gemeten. We houden elkaar een spiegel voor in gedichten en surprises. Sint-Nicolaas laat ons gewetensvol terugblikken op het jaar en helpt ons bewust te worden van onze verantwoordelijkheden en levensopdrachten. Hij sterkt ons met goede gaven onze voornemens op de weg vooruit waar te kunnen maken. Op de valreep, vlak voor Kerstmis vraagt hij ons of we klaar zijn voor de nieuwe geboorte.

De oorsprong van het Sint-Nicolaasfeest is tweeledig: de ene oorsprong is katholiek. Nicolaas was een weldoener die in het Turkse Myra woonde. Hij werd gezien als beschermheilige van de kinderen aan wie hij voedsel en geschenken gaf. Hier komt de gestalte als bisschop met tabberd, staf en mijter vandaan. De andere oorsprong komt uit de Germaanse mythologie. Daarin treffen we Wodan, de god van de adem, ook wel Odin genoemd. Wodan rijdt zo snel als de wind door de lucht op zijn paard met acht poten. Hij wordt vergezeld door drie raven die Wodan alle berichten brengen. Mensen zetten hooi en wortels bij de haard als offer. De samenhang van adem met spraak en zang verklaart de vele liedjes, rijmpjes en chocoladeletters.

In de kleuterklas, maar ook vaak nog in de eerste en tweede klas (groep 3 en 4), is er veel ruimte voor dit feest. Kinderen bouwen een stoomboot, zetten hun schoentje, zingen en krijgen pakjes. Met een parcours in de klas of het gymlokaal en met rekenspelletjes oefenen ze om net zo handig te worden als die knappe pieten. Op de dag van het sinterklaasfeest zelf komt de goedheiligman op bezoek en krijgen de kinderen van de eerste, tweede en derde klas allemaal een cadeautje.

Vanaf de vierde klas (groep 6) maken de kinderen surprises en gedichten voor elkaar, geïnspireerd door de berichten van de ‘raven’ of ‘pieten’ die in de gaten hebben gehouden wat er in de wereld gebeurt. Een kind dat veel voetbalt, krijgt een geknutselde bal met een cadeautje er in, heb je een opvallende interesse in make-up, dan kun je een grote lippenstift of nagellakpot verwachten. Het sinterklaasfeest is zo een gelegenheid waarbij de kinderen kunnen leren elkaar te zien en elkaar liefdevol en met humor te spiegelen.

In het voortgezet onderwijs kunnen leraren deze spiegelende rol voorleven door zelf een cabaretvoorstelling op te voeren met satirische grappen die leraren normaalgesproken niet zo zouden maken. Heb je een buitensporig feestje gegeven, gespijbeld of juist een sportwedstrijd gewonnen? Grote kans dat het terug te zien is in het sinterklaascabaret. Daarnaast verschilt het vaak per school en klas hoe het feest precies wordt ingevuld. Sommige klassen ondernemen een leuk uitje, andere leerlingen maken een surprise voor elkaar, schrijven een gedicht of kopen een cadeautje.

Het Luciafeest valt op 13 december. Niet alle scholen vieren dit feest. Sint Lucia is een christelijke martelares en patroonheilige van de blinden. Er zijn verschillende legendes over haar leven. In Zweden markeert het Luciafeest het begin van de kerstperiode. Tijdens het luciafeest mag één leerling Lucia zijn. Deze gaat, gekleed in een lange witte jurk met rode sjerp en een lichtjeskrans op het hoofd, zingend de klassen rond met lucia-broodjes en een warme drank. Andere kinderen mogen de sterrenkinderen zijn, in een wit gewaad met een punthoed met een ster erop.

Chanoeka is het joodse lichtjesfeest, een echt winterfeest. Het valt in december en duurt acht dagen.Tijdens dit feest herdenken joden ‘het wonder van de olie’ in de tweede tempel van Jeruzalem in 164 voor Christus. Het verhaal dat tijdens Chanoeka verteld wordt gaat over de strijd tussen de joden en de Grieken. De Grieken hadden de tweede joodse tempel onrein gemaakt door er een varken te offeren en de grote menora om te gooien. Bij de herinwijding van de tempel ontdekten Juda en zijn volgers dat er niet genoeg kosjere olie meer was. Ze vonden alleen nog een heel klein kruikje. Genoeg om de kaarsen misschien één dag te laten branden. Maar het kruikje kosjere olie raakte maar niet op. Het zorgde ervoor dat de kaarsen in de menora wel acht dagen bleven branden. Dit wordt ‘Het wonder van de olie’ genoemd.

Driekoningen vieren we op 6 januari, de dag waarop de drie wijzen uit het oosten, Melchior, Balthazar en Caspar, op bezoek kwamen bij het kindje Jezus. In het driekoningenspel zoals dat in vrijescholen wordt opgevoerd, staan de drie koningen door hun woorden en optreden symbool voor het denken, het voelen en het willen. Met deze drie koningen samen wordt de gehele mens gerepresenteerd. “Zij schenken de nieuwe mens respectievelijk: goud, wierook en mirre: wijsheid, waarachtigheid en wilskracht.”[2]

‘In de kleuterklas zullen wij het verhaal naspelen van de drie koningen die op weg gaan om Jezus te begroeten. Dit wordt op een vergelijkbare manier gedaan als bij het kerstspel. Dit spel wordt dagelijks herhaald totdat alle kinderen die willen een keertje een koning zijn geweest.’ (Annabel Stunnenberg, kleuterleerkracht basisschool De Driestroom, ‘s Hertogenbosch)

In de klassen van de basisschool wordt vaak een cake gebakken met daarin drie bonen verstopt. Degenen die de bonen vinden, zijn die dag koning met verschillende privileges.

Vanaf de vierde klas (groep 6) en in het voortgezet onderwijs staat het driekoningenspel op het programma of een verhaal met het thema ‘strijden voor het goede en tegen het kwade’. Dit in analogie met Herodes die de goedheid van de nieuwe Christus niet kon verdragen en deze met kwaad wilde bestrijden.

Toe Bisjwat het joodse ‘nieuwjaar voor bomen’ in januari duurt acht dagen. De Joodse gemeenschap viert op deze dag het ontwaken van de natuur na de winter. Oorspronkelijk was deze verjaardag van de bomen belangrijk bij de toepassing van de wetten over het afdragen van de fruitoogst aan de Tempel. Het is de gewoonte voor Joden om op deze dag zo veel mogelijk verschillende vruchten te eten. In Israël worden op Toe Bisjwat veel bomen geplant door schoolkinderen. De dag geldt er als vrij algemene boomplantdag.

Het is een oude gewoonte om speciaal op Toe Bisjwat te bidden voor een goede en mooie citrusvrucht voor het volgende Loofhuttenfeest.

Maria Lichtmis vieren we op 2 februari. Nu weten we het zeker: het licht komt terug. Maria Lichtmis is het laatste feest dat verband houdt met de geboorte van Jezus, het kerstfeest. Vóór de christelijke tijd werd het feest gevierd voor moeder aarde. In de christelijke tijd is het de herdenking geworden van het reinigingsoffer van Maria.

In de kleuterklas is Maria Lichtmis de afsluiting van de lichtfeesten. Met kleine kaarsjes in het midden van de kring kijken de kinderen terug naar de lichtfeesten die ze vierden. Bij ieder feest zingen ze een liedje, beginnend bij Driekoningen gaan we via Kerstmis, Sint-Nicolaas en Advent terug in de tijd tot aan Sint-Maarten. Als de kinderen na dit feest weer op school komen zijn de meeste lichtjes verdwenen.

Maria Lichtmis wordt op veel scholen alleen in de kleuterklassen gevierd. In hogere klassen wordt in sommige regio’s wel carnaval gevierd, wat een vergelijkbaar thema kent, maar anders uitgewerkt wordt.

Carnaval vindt zijn oorsprong in vele momenten uit de geschiedenis. De Germanen verdreven aan het einde van de winter de boze geesten. Ze vermomden zich als dieren en dansten met veel kabaal rondom enorme vuren. De Grieken vierden in de vierde eeuw voor Christus rond februari, maart een driedaags bloemenfestival ter ere van Dionysos, de god van de wijn, landbouw, vruchtbaarheid, het plezier en de dans. Dit feest werd gevierd met drank, dans, maskers, een optocht en toneelstukjes. De Romeinen hadden het feest van de omkering: de knecht werd meester en de meester werd knecht. De katholieke kerk heeft dit feest een vaste plek gegeven. Het feest van carnaval geeft de mensen de kans om nog even los te gaan voordat de vastentijd begint.

In het voortgezet onderwijs wordt doorgaans geen aandacht meer aan carnaval besteed.

Poerim is een joods feest dat in februari of maart gevierd wordt. Het lijkt wel een beetje op carnaval. Het heeft een uitbundig karakter. Iedereen zingt vrolijke liedjes, maakt kabaal en verkleedt zich.Tijdens dit feest herdenkt de Joodse gemeenschap dat zij in de vijfde eeuw voor Christus van uitroeiing werden gered.

Palmpasen is een echt lentefeest. De aarde komt weer tot leven. Dit nieuwe leven vieren scholen met Palmpasen. De kinderen versieren een kleurige palmpasenstok en zingen liedjes. De palmpaasstok staat symbool voor de levensboom en ook de versieringen hebben stuk voor stuk een symbolische waarde. Bovenop de stok vinden we een broodhaantje dat de natuur en de mensen wakker kraait: ‘de lente is begonnen!’ Het buxustakje staat symbool voor het eeuwig leven en refereert aan de zwaaiende palmtakken bij de intocht van Jezus in Jeruzalem. De kettingen van gedroogde vruchten staan symbool voor de ontkiemende zaden en de uitgeblazen eieren herinneren ons aan het nieuwe leven dat overal om ons heen te zien is. De palmpaasoptocht is een overblijfsel van de heidense lente-ommegangen.

Pasen wordt de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente gevierd. Palmpasen valt op de zondag voor Pasen. Voor christenen is Palmpasen een herdenking aan de intocht van Jezus in Jeruzalem. Hij kwam de stad binnen op een ezel en de mensen zwaaiden naar hem met palmtakken om hem welkom te heten.

Palmpasen wordt in het voortgezet onderwijs over het algemeen niet meer gevierd.

Pesach valt ongeveer in dezelfde tijd als Pasen en duurt zeven of acht dagen. Joden herdenken tijdens Pesach het einde van de slavernij en de uittocht van de joden uit Egypte. Pesach begint met sederavond, een feestelijke avond vol rituelen en met een bijzondere maaltijd. De sederavond is vooral bedoeld om kinderen te leren over de geschiedenis van het joodse volk, zodat de tradities bewaard zullen blijven. ‘Seder’ betekent ‘orde’ of ‘volgorde’. De maaltijd op sederavond vindt plaats in vijftien rituele stappen. Tijdens één van die stappen stelt het jongste kind zingend vier traditionele vragen. Hierop wordt door een volwassene zingend geantwoord. De sedermaaltijd bestaat uit het eten van ongezuurde broden, matzes, hardgekookte eieren, bittere kruiden en zoete gerechten. Alle gerechten verwijzen naar specifieke gebeurtenissen in de geschiedenis van het joodse volk. Zo staan de bittere kruiden voor de slavernij en de zoete gerechten voor het geluk na de bevrijding uit Egypte.

Holi of Holi Phagwa wordt in maart gevierd op de dag na volle maan. Hindoestanen vieren de overwinning van de lichte lente op de donkere winter en van het goede op het kwade. Het is een vrolijk lentefeest en een nieuwjaarsfeest. De voorbereidingen voor het Holi feest beginnen al ruim een maand eerder. Er wordt dan een stekje geplant, symbool van het goede. De dagen daarna verzamelen de mensen stro, riet en droog hout. Ze bouwen een brandstapel om het stekje heen. Deze plek wordt de holika genoemd. Tijdens volle maan op de avond voorafgaand aan het Holifeest vindt er een ceremonie plaats, Holikadahan. De hindoestaanse priester, de Pandit, haalt de jonge stek uit de brandstapel en zegent hem. De brandstapel wordt aangestoken, er klinkt muziek en er wordt gezongen. Zo wordt het kwade verdreven. Dit gezang gaat vaak de hele nacht door. De volgende ochtend komen de mensen weer op de plek met de overblijfselen van de holika. Nu besprenkelen ze elkaar met geurig parfum en gekleurd poeder. Dit is het Holifeest. De mensen worden als het ware even één met de ontluikende lente. Er worden koekjes gebakken en men gaat bij elkaar op bezoek. De mensen wensen elkaar ‘Subh Holi,’ een gezegend en gelukkig nieuwjaar.

Pinksteren vieren we wanneer de bomen in bloei staan. Meestal valt Pinksteren in mei, een maand die van oudsher bekend staat om zijn vruchtbaarheidsfeesten met dansen om de meiboom en de meitakken en -bloemen.

Kleuters vieren het pinksterfeest als een bruiloftsfeest. Ook worden er bruiden en bruidegommen gekozen.

‘Op de dag van het feest willen we de feestelijkheid benadrukken door ons anders te kleden dan op andere dagen. Ik vraag de ouders of de kinderen op deze dag in lichte, witte of pastelkleurige tinten naar school kunnen komen. Daarnaast dragen we vrolijke papieren bloemenkransen om ons hoofd. Bij Sint-Jan gebruiken we echte bloemen, maar bij het pinksterfeest worden de bloemen zelf gemaakt. Met een klas vol licht geklede kleuters met crêpepapieren kransjes met bloemetjes op hun hoofd dansen en zingen we. We zingen en dansen van de bruiloft, maar ook van de duiven. De duif heeft vele symbolische betekenissen. Ten eerste wordt de duif gebruikt om de Heilige Geest uit te beelden. Daarnaast staat hij symbool voor vrede, hoop en toekomst. De duif wordt wel gezien als de boodschapper van nieuw leven. Vanwege de vele symbolische betekenissen worden duiven ook regelmatig op bruiloften losgelaten. Met onze dansjes en liederen zal de duif daarom regelmatig terugkomen in deze pinkstertijd. Op de dag van het feest genieten we in de klas bovendien van een heerlijke bruidstaart.’(Annabel Stunnenberg, kleuterleerkracht basisschool de Driestroom ‘s Hertogenbosch)

In het basisonderwijs maken de kinderen vaak papieren pinksterkransen voor op de hoofden. De kinderen oefenen samen met de leerkracht een pinksterdans. Op het schoolplein staat een paal met felgekleurde linten en duiven bovenin. Tijdens de dans houdt ieder kind een lint vast en door de bewegingen om de paal ontstaat er een vlechtwerk van linten. Hoe ouder de kinderen, hoe ingewikkelder de dans. De jongere kinderen kijken vol bewondering naar de dansen van de oudere kinderen. Ooit gaan zij ook zo’n prachtig vlechtwerk dansen. Net zoals in de kleuterklassen wordt op sommige scholen ook alle kinderen gevraagd in lichte (witte) kleding op school te komen voor dit feest. Met alle toekijkende en meezingende kinderen (en ouders) is het een echt gemeenschapsfeest. Pinksteren is namelijk het feest van de gemeenschap, van communicatie en samenwerken. Het samen zo’n vlechtwerk maken om de meiboom vraagt om nauwkeurig op de anderen te letten en je eigen taak te vervullen.

Leerlingen van het voortgezet onderwijs vieren Pinksteren vaak niet meer, maar scholen kunnen het feest natuurlijk wel aandacht geven met activiteiten die de verbondenheid benadrukken en de gemeenschap vieren.

Islamitische jaarfeesten

Bron: https://everydaymommyday.com/i...

De islamitische feesten zijn niet seizoensgebonden en beschrijven we daarom hier apart. De islamitische kalender is verbonden met de maanstanden. De data van de Islamitische feesten en vieringen worden berekend volgens deze Hijri-kalender. Elke nieuwe maand begint bij de geboorte van een nieuwe maan. Door de verschuiving van de maanden in het zonnejaar, vallen de jaarfeesten elk jaar elf dagen vroeger. Vieringen als Muharram (islamitisch nieuwjaar), de Ramadan en het Suikerfeest doorlopen daardoor in de loop van de jaren alle seizoenen.

De islam kent twee grote feesten, het Suikerfeest (Eid al-Fitr) en het Offerfeest (Eid al-Adha) Daarnaast kent het een aantal ‘religieuze hoogtijdagen’.

De Ramadan is de vastenmaand voor moslims. Deze maand wordt afgesloten met het Suikerfeest. Tijdens Ramadan staan zelfbeheersing en bezinning centraal. Daarom onthoudt men zich tussen zonsopgang en zonsondergang van eten, drinken, tabak en seks. Ramadan staat voor reinigen. Je reinigt je van alle onzuiverheden, fysiek en mentaal. Je richt je op je innerlijk. Je bent je extra bewust van je handelingen en je probeert je in te leven in mensen die het minder goed hebben dan jij en ook daadwerkelijk je rijkdom met hen te delen.

Paars is de kleur van Ramadan. Het is de kleur van de lucht wanneer de zon net onder is en het vasten wordt verbroken. Je kunt de jaartafel een paarse achtergrond geven en een maansikkel ophangen. Ook een ontkiemend plantje als symbool voor groei en dadels, waarmee het vasten wordt verbroken kunnen goed een plekje krijgen.

Het Suikerfeest Na de Ramadan vieren we het Suikerfeest. Mensen maken hun huizen schoon, trekken nieuwe kleding aan, gaan bij familie op bezoek en eten lekkere hapjes als baklava. De volwassenen geven snoep of geld aan de kinderen. We blikken terug op de vastenmaand en bespreken de moeilijke en mooie momenten en wat deze Ramadan je heeft opgeleverd. Het gaat vooral om het samen zijn en de dankbaarheid voor alles wat Allah ons heeft gegeven. Het Suikerfeest kun je op school goed vieren met een feestelijke maaltijd. Het Suikerfeest kun je op school goed vieren met een feestelijke maaltijd.

Het Offerfeest Moslims herdenken tijdens dit feest het offer dat Ibrahim (Abraham) moest brengen aan God, namelijk Ibrahims eigen zoon. Op de eerste dag van het Offerfeest slacht iedere moslim die er geld voor heeft een schaap, geit, koe, os, buffel of kameel. Van oudsher doodt de oudste man van het dorp het dier met een scherp mes om het dier niet te laten lijden. In Nederland gebeurt het rituele slachten meestal in een speciaal daarvoor aangewezen slachthuis. Het vlees wordt in drie stukken verdeeld: een deel voor de familie, een deel voor buren, vrienden of bezoekers en een deel voor de armen. Naast het delen, wat een belangrijk gebruik is in de islam, is het zich overgeven aan Allah en het willen zijn als Ibrahim heel belangrijk bij het vieren van het Offerfeest. Je kunt in de klas het verhaal van Ibrahim[3] vertellen en in gesprek gaan over delen en offeren.

Tot slot

Alle interculturele feesten vieren, is natuurlijk niet mogelijk. Kinderen moeten per slot van rekening ook nog lesdagen overhouden. Het gaat erom dat de school hier bewuste keuzes in maakt. Als je je verdiept in een cultuur weet je wat er feitelijk gevierd wordt. Dan ontdek je bijvoorbeeld dat het hindoestaanse lichtjesfeest Divali overeenkomsten heeft met het christelijke Sint Maarten. En dat het joodse Toe Bisjwat net als het christelijke pasen en het hindoestaanse Holi de terugkeer van de lente viert. In veel gevallen zijn feesten ook heel goed samen te vieren. Dan kun je de feesten inzetten voor een groter begrip voor elkaars cultuur en een samen vieren van het jaarverloop.


Meer lezen:

  • Anschütz, M (1991). Omgaan met de jaarfeesten Zeist: uitgeverij Christofoor
  • Berger, T. (1993). Herfstversieringen: werken met natuurlijke materialen. Zeist: Uitgeverij Christofoor.
  • Bock, E (1980). De jaarfeesten als kringloop door het jaar. Rotterdam. Uitgeverij Christofoor.
  • Bos. W. (2017). De vier jaarfeesten en onze verbinding met de natuur. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.
  • De Gans- Wiggermans, H. Heel het jaar feest. Pieterburen: DGNP Educatie.
  • Kutik, C. & Verschuren, I. (2016). Leven met het jaar: verhalen, liedjes en spelletjes, recepten en knutsels. Zeist: Uitgeverij Christofoor.
  • Steiner, R. (2012). Jaarfeesten. Utrecht: Ef & Ef Media.
  • Van de Stok, J. (2010). Schipper mag ik overvaren? De jaarfeesten in de stroom van de seizoenen. Assen: Nearchus CV
  • Van der Sloot, S.J.(2008). Jaarfeesten. ABC Wegwijzer 11,De Bilt, Uitgeverij Nearchus.
  • Whitman, S. (2011). Under the Ramadan moon. Albert Whitman & Company.
  • Zie ook ‘Every day mommy day
    https://wadw.school/

[1] Uit Het Goud van Waldorf.
[2] Seizoener -Citaat van Gert Adema, Parcivalcollege Groningen.
[3] Vanaf klas 3 (groep 5) wanneer de verhalen van het oude testament verteld worden