In het vrijeschoolonderwijs spelen leraren een cruciale rol. Zij kennen de visie en achtergronden van de verschillende vakken en activiteiten in het curriculum. Zij verbinden zich dag na dag met hun leerlingen. Zij verzorgen onderwijs vanuit hun kennis en verbondenheid. Op hun manier, vanuit hun eigenheid. Kinderen hebben dat nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. In dit uitgangspunt zoomen we in op het contact tussen leerling en leraar. Kortom: wat is onderwijs van mens tot mens, waarom is dat belangrijk en wat heb jij nodig om onderwijs van mens tot mens te kunnen verzorgen?
Een mens is een mens door andere mensenDesmond Tutu
Onderwijs van mens tot mens, dat is hoe we het vrijeschoolonderwijs misschien nog het best kunnen duiden. De rol van de leraar is hier cruciaal. In een gezonde situatie zien we leraren die niet alleen lesgeven vanuit kennis en met het oog op cognitieve opbrengsten. Juist op de vrijeschool werken leraren ook vanuit hun eigen bevlogenheid en passies en vanuit de mens die ze zijn. Waarom dat op de vrijeschool zo belangrijk wordt gevonden, lees je in de volgende paragraaf. Laten we eerst een beeld schetsen van hoe de lespraktijk van zo’n bevlogen leraar er uit kan zien.
Een voorbeeld uit de derde klas (groep 5). De kinderen maken zich op om naar buiten te gaan. Vandaag heeft stagiaire Famke de periodeles voorbereid. Het betreft een buitenles. De periode over de ontwikkeling van het schrift loopt op zijn einde en volgende week start de klas met de huizenbouwperiode. Gisteren vertelde Famke de kinderen al over het maken van inkt en verf van plantaardige materialen. ‘Dat gaan we morgen bij de Oosterplas doen!’ vertelde ze met een blos op haar wangen. ‘Maar eerst bouwen we buiten onze eigen hut!’ Stagiaire Famke heeft een jaar in Zweden gewoond en daar stage gelopen op een basisschool. Ze heeft haar hart verloren aan dat land en het buitenonderwijs. Haar mentor besloot dat deze passie het perfecte ingrediënt was voor de buitenlessen aan de klas. Famke is als een kind zo blij dat ze vandaag met de groep op pad mag ‘net zoals in Zweden’. Famke heeft de kinderen de afgelopen maanden al vaker verteld over haar tijd in Zweden. De kinderen en de leraar zagen hoe haar ogen daarbij glinsterden. Ze vertelde over het zwemmen in de grote meren, het bouwen van hutten en het maken van verf, brood en klei in de natuur. De kinderen hingen aan haar lippen. En nu hebben ze samen met juf Famke een bolderkar ingepakt met tentzeil, touw, scharen, hamers, papier, potten en natuurlijk hun eigen boterhammen. Ze gaan op pad! Het is het stralende gezicht en de bijna voelbare energie van deze jonge juf die de hele klas in een opgewonden en verwachtingsvolle stemming brengt. Niemand klaagt over de lange wandeling naar het natuurterrein bij de Oosterplas, iedereen is in opperbeste stemming.
Ook in het voortgezet onderwijs investeren leraren in onderwijs van mens tot mens waarbij ze putten uit hun eigen passie en energie. Zo geven ze vaak eigen invulling aan de lessen. Onderwijs van mens tot mens is ook terug te zien in de bescheidenheid waarmee leraren (digitale) hulpmiddelen inzetten. Een leraar die op het bord zijn uitleg illustreert en in gesprek met de klas tot een mogelijke uitkomst van de opgeschreven formule komt, is in direct contact met zijn leerlingen. De leerlingen zien wat hun leraar doet.
Laten we eens even een ideale situatie beschrijven: zie je onderwijs van mens tot mens in de praktijk, dan zie je geïnspireerde mensen aan het werk. In de klas staan vitale leraren die zich fit voelen en vol toewijding betrokken zijn bij hun werk. Zij zijn trots op het werk dat zij doen en hebben het gevoel dat zij worden uitgedaagd.[1] Zichtbaar is het enthousiasme, zoals in de stralende blik van Famke, en soms ook de neiging om volledig in het werk op te gaan. Kortom: zij staan volledig in verbinding met hun leerlingen en de schoolomgeving. En net zo belangrijk: zij kennen hun eigen grenzen, weten wanneer het tijd is om weer op te laden en kennen de bronnen die hen brandstof geven. Zo kunnen zij ook de volgende dag, de volgende periode of het volgende jaar met nieuwe energie de leerlingen ontmoeten.
Wanneer je in je omgeving een voorbeeld hebt van een bevlogen en vitale leraar, dan zul je deze misschien omschrijven als een persoon die een goede balans weet te vinden tussen dingen die energie van hem vragen en zaken waar hij juist energie van krijgt. Om die bevlogen leraar te kunnen blijven, is het nodig om aandacht te hebben voor je vitaliteit. Simpel gezegd zou je je een weegschaal voor kunnen stellen met aan de ene kant energievragers en aan de andere kant energiegevers. Soms gaan deze samen op. Je herkent het misschien wel: de dingen waar je de ene keer energie van krijgt, kunnen op andere momenten juist veel energie kosten, of andersom. Zo ervaren leerkrachten het vaak als een energiegevende uitdaging om te dealen met leerlinggedrag of de verwachtingen van ouders terwijl het tegelijkertijd ook best wat tijd en moeite kan kosten om dit op een prettige manier te doen. Dat geldt ook voor wetten, regels, afspraken of criteria waar je aan moet voldoen. Ze kunnen houvast bieden, maar ook als beperking van de eigen vrijheid worden ervaren. Kortom: er zijn energievragers en energiegevers en dat wat voor de één een energiegever is, kan voor de ander juist een energievrager zijn, en omgekeerd. Dus wat er aan elke kant van de weegschaal komt, verschilt per persoon en per moment.
Illustratie: Marijn Ruhaak
Wat valt verder op aan deze bevlogen leraar die elke dag het vrijeschoolonderwijs invulling geeft? Dat hij vaak samenwerkt. Denk nog even aan Famke die haar stageklas mee naar buiten nam. Vol zelfvertrouwen ging zij volledig op in de kinderen en de activiteiten die zij met hen ging ondernemen. Belangrijk is de steun die zij ervaart van haar mentor met wie zij heeft gesproken over haar tijd in Zweden, haar passies en behoeften. Haar enthousiasme stak haar mentor aan en maakte dat deze haar steunde en faciliteerde in wat Famke nodig had om in vrijheid te doen waar zij goed in is, waar haar hart ligt. We zien Famkes verbinding met de kinderen, maar net zo goed de verbinding met de organisatie waarin zij werkt en waarvan haar mentor de vertolker is. Met andere woorden: onderwijs van mens tot mens doe je samen.
Het vrijeschoolonderwijs gaat uit van de idee dat de opgroeiende mens leert van het voorbeeld van de opvoeder, de leraar. Leerlingen ontwikkelen zich door zich aan jou te spiegelen. Welke voorbeeldrol dit precies is, verschilt per leeftijdsfase van de leerlingen, maar in alle fases speelt wie jij bent en wat je doet een belangrijke rol. Ieder mens en dus ook iedere leraar heeft immers een eigen stijl, een eigen taal een eigen ‘handschrift’. Zoals een schilder een landschap op zijn eigen wijze zal vormgeven, zo geeft ook de leraar zijn lessen vorm. De schilder en de leraar maken allebei gebruik van hun scheppingskracht. De leerlingen zien hoe de leraar scheppend bezig is. Wieke van Hoek bestudeerde voor haar afstudeeronderzoek voor de master Leren en Innoveren het thema vitaliteit in het vrijeschoolonderwijs. Zij legt uit dat ook de bevlogenheid van een leraar een rol speelt in zijn didactiek en pedagogiek: ‘Wie jij als leraar bent is van wezenlijk belang voor een gezonde verbinding tussen jou en de leerlingen. Het idee is dat leerlingen mogen leren van wie de leraar is als mens.’
Interessant is om te bedenken dat een voorbeeldrol nog sterker is, als de leraar bewust vaardigheden of eigenschappen probeert te verbeteren. Daarmee krijgt de leerling het voorbeeld van hoe je als mens kunt groeien, een voorbeeld van de lerende mens.
Je kunt je voorstellen dat de vitaliteit die van jou als leraar uitgaat, invloed heeft op hoe de leerlingen zich voelen en zich ontwikkelen. Bedenk maar dat je als leraar in de kleuterklas een sfeer creëert waarin elk kind in een eigen tempo mag groeien. Het Duitse woord voor kleuterklas is “Kindergarten”, een tuin.[2] En de leraar is het voorbeeld. Deze is als de hovenier, heeft elke plant in de gaten, verzorgt de randvoorwaarden en zorgt voor een rustige en groeizame omgeving. Ook voor pubers is de leraar nog steeds een belangrijk voorbeeld voor de leerlingen, ook al is het directe nabootsen er niet meer bij. De leerling krijgt nu van verschillende leraren les waardoor hij kan ervaren hoe verschillende volwassen zijn in hun doen en laten. Voor leerlingen geeft dit inzicht. Ze ervaren dat zij de vrijheid hebben om hun eigen voorbeelden te kiezen. Ook zien zij hoe volwassenen als individuen samenwerken om een organisatie te laten draaien.[3]
Onderwijs van mens tot mens bestaat dus bij de gratie van de scheppingskracht van de leraar. En scheppingskracht is altijd afhankelijk van zijn schepper. Elke schepper, elke leraar, zal het gevoel herkennen dat je de beste lessen geeft op het moment dat je je uitgerust en geïnspireerd voelt. Maar ook op momenten dat je bijna radeloos bent en toch niet opgeeft. De momenten waarop je je autonomie kunt benutten en op een eigen wijze vorm kunt geven aan je lessen. Het zijn de dagen waarop je je competent en verbonden voelt en je écht onderwijs van mens tot mens kan verzorgen.
In de volgende paragraaf gaat het over de vraag hoe je te weten komt wat je als leraar tot inspirerend leraar maakt en wat je kunt doen om de elementen autonomie, competentie en verbondenheid te ontwikkelen.[4]
Wieke stelde hierboven al even dat het voor leraren belangrijk is dat zij ontdekken waar zij hun brandstof vandaan halen. ‘Want’, zo stelt Wieke, ‘alleen als jij voldoende energie en inspiratie hebt, kun je inspirerend zijn voor je leerlingen.’ Dat lijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe vind je jouw bron van brandstof en hoe boor je die aan? Wieke legt uit dat het fysieke lichaam natuurlijk belangrijk is voor een goede vitaliteit en gezondheid, maar dat daarnaast de kant van inspiratie de aandacht verdient. ‘Je hebt het dan over zogenaamde energiegevers, de dingen die jou de energie geven om je te verbinden met de leerling en een inspirerend mens te zijn. Zeker als leraar heb je een verantwoordelijkheid om de energiegevers voldoende aandacht te geven. Om je eigen inspiratie te voeden zodat je ook inspirerend bent voor je leerlingen. Dus wat je persoonlijke energiegevers ook zijn, ik denk dat het belangrijk is om die te prioriteren. Juist omdat dat vaak de dingen zijn die je als eerste gaat schrappen als je moe bent.’
In de eerste plaats gaat het hier om het plezier dat je haalt uit je werk. Leerlingen die lekker aan het werk zijn, iets moois laten zien, ouders die blij zijn met wat je voor hun kinderen doet, het je onderdeel voelen van een fijn team van collega’s en samen de schoolorganisatie steeds beter maken. Dat je je geïnspireerd voelt door de visie van waaruit je werkt. Vaak haal je meer plezier uit je werk wanneer je ervaart dat je met een zeker en goed gevoel voor de klas staat, wanneer je je competent voelt.[5] Daarnaast is de aanwezigheid van een relatie, oftewel de sociale verbondenheid met je omgeving, een andere belangrijke energiegever.[6] De sociale steun die je krijgt van je collega’s of leidinggevende, de feedback die je krijgt op je werk en het gevoel hebben gezien en gewaardeerd te worden, dragen bij aan je welbevinden en dus ook aan je vitaliteit.[7] Denk nog even terug aan het voorbeeld van Famke die zich op haar eerste stagedag waarschijnlijk nog niet competent voelde, maar dankzij de relatie met haar mentor vol vertrouwen een eigen les verzorgde. De vrijheid die je op een vrijeschool hebt om je werk naar eigen inzicht uit te voeren heeft een positieve invloed op je motivatie en is dan ook een volgende belangrijke bouwsteen van je vitaliteit. Je kunt jezelf en je eigenheid kwijt in het werk. Niet voor niets wordt autonomie als een van de basisbehoeften van de mens gezien.[8]
Samengevat zijn er drie belangrijke energiegevers waarmee je aan de slag kunt: autonomie, competentie en verbinding. Deze begrippen werken we hieronder uit.
‘Om als leraar autonoom te kunnen zijn, is het in de eerste plaats belangrijk om competent te zijn in je vak. Bovendien vraagt het van je dat je een zelfstandig denkende, voelende en handelende professional bent. Vanuit een gevoel van competentie, autonomie en verbondenheid kun je als leraar de kracht voelen om je bij het maken van keuzes in de onderwijspraktijk van alledag te laten leiden door de vraag: wat is wenselijk voor dit kind, op dit moment en in deze situatie?’[9]
Autonomie
Autonomie heeft ook elders in dit Kompas de aandacht, namelijk in het uitgangspunt over de autonomie van de leraar. Je leest daar hoe je binnen de gestelde kaders je professionele ruimte kunt nemen om je lessen zelf vorm te geven en in te vullen. Anders gezegd: hoe je je persoonlijke leiderschap inzet ten behoeve van de ontwikkeling van de leerlingen en hun gemoedstoestand. Maar persoonlijk leiderschap gaat ook over de ruimte die je neemt voor jezelf, je ontwikkeling en werkplezier. Autonomie gaat dus over zelf keuzes kunnen maken, zonder dat dit helemaal onafhankelijk van anderen hoeft te zijn.
Het zijn de laatste weken van klas 6 (groep 8). Op het bord hangen wonderlijke kunstwerken van gevlochten repen. De leerkracht heeft met de leerlingen werken in verschillende kleuren geschilderd en vervolgens hebben ze deze schilderingen in repen geknipt. Van deze repen hebben ze vlechtwerken gemaakt. Aan de wand hangen ook schilderingen in felle kleuren. Uit losse vlekken zijn dieren en mensfiguren gemaakt. De leerkracht vertelt dat de eindtoetsen waren gedaan en de adviesgesprekken waren geweest. De kinderen hadden daarna geen interesse meer in de leerstof, niet meer in elkaar en niet meer in haar als leerkracht. Ze leek het contact met de klas helemaal kwijt te zijn en het putte haar uit. De klas moest weer een eenheid worden en de kinderen moesten weer naar iets toe kunnen werken. Deze leraar, zelf beeldend kunstenaar, was bijzonder thuis in de kunstzinnige vakken. Door samen te werken aan kunst en door schilderingen eerst in losse repen te knippen en daarna weer tot nieuwe kunstwerken te vlechten, vond ze de oplossing voor de crisis in haar klas en hervond ze haar eigen energie.
Er ontstond weer orde en aandacht in de klas en de kinderen konden het jaar goed afronden met de periodes die nog aan bod kwamen, met het eindtoneelstuk en met laatste schoolreis. Een andere leraar had misschien een sportdag georganiseerd of samen een sponsorloop voor een goed doel op stapel gezet. Er was iets nodig wat hen weer samen bond en zij had vanuit haar kunstenaarschap deze oplossing gevonden en het had gewerkt!
Zeker op een school zul je alleen in overleg bepaalde keuzes kunnen maken. Maar in overleg en afstemming is het vaak heel goed mogelijk om meer autonomie te nemen in het indelen van je eigen tijd, de taken die tot je pakket horen en de manier waarop je die taak uitvoert. Ook is het vaak prettig als je zelf kunt kiezen met wie je samenwerkt.[10]
Autonomie heeft ook te maken met hoe je je verder ontwikkelt. Denk aan de persoonlijke ontwikkeling, maar ook je professionele ontwikkeling. Hoe je deze ontwikkeling vormgeeft, verschilt natuurlijk per persoon. Waar het hier om gaat is dat je de regie kunt nemen om je eigen pad te bepalen en te bewandelen. Hoe doe je dat als leraar in de context van de school? Bijvoorbeeld door je ook te professionaliseren in een onderwerp waar jouw passie ligt. Elke leraar heeft een scholingsbudget dat je in overleg met de leiding mag inzetten voor je professionele ontwikkeling. Anders dan op door school georganiseerde studiedagen waar het programma vastligt, kun je hier je autonomie nemen. Soms zijn er al thema’s die in de school leven en waar je graag mee aan de slag wilt. Je zou misschien denken dat scholing of andere manieren van professionalisering vooral het vergroten van je kennis en kunde is. Dat is het ook, maar het effect van leren is breder. Nieuwe dingen ontdekken en leren die aansluiten bij je eigen interesses en passies zorgen voor meer motivatie[11].
Om je eigen pad te bepalen, is het natuurlijk wel nodig dat je weet waar je passies liggen, wat je eigen sterke punten zijn, wat je valkuilen, waar je aan wilt werken en waar je je motivatie en energie vandaan haalt. Lang niet iedereen heeft dit immers helder op het netvlies. Soms helpt het om jezelf de vraag te stellen waarom je ooit in het onderwijs begon, wat motiveerde je om dit werk te doen? Je kunt je ook afvragen waar je over vijf jaar zou willen staan of gewoon eens kijken naar alle scholingsmogelijkheden die er zijn. Welke taken zou je binnen of buiten de school kunnen en willen vervullen? Misschien ligt jouw motivatie wel op een heel ander gebied dan het vak waarin je nu lesgeeft. Moet je de zoektocht naar je eigen passies en mogelijkheden helemaal alleen doen? Zeker niet. Het delen van interesses of je onzekerheid over je ontwikkelingsvraag bespreken met collega’s of de leidinggevenden, kan je verder helpen. Ten slotte kun je bedenken wat je nodig hebt om je ambitie te verwezenlijken. Dat kan tijd en ruimte zijn in je rooster, financiering of draagvlak voor een project. De zorg die je daarvoor draagt, hoort ook bij je autonomie als leraar.[12]
Als leraar op de vrijeschool heb je een grote mate van vrijheid. Vrijheid in hoe je je lessen vormgeeft bijvoorbeeld. Wat dat betreft biedt de vrijeschool een goede voedingsbodem voor vitale leraren. Het vraagt wel om een zekere verantwoordelijkheid en het onderhouden van je eigen kennis en kunde. Stuurloze autonomie kan immers zorgen voor meer onrust in plaats van energie. Ook schoolkaders kunnen daarbij behulpzaam zijn. Als leraar heb je te reilen en zeilen met de kaders die je worden gegeven, maar dat betekent niet dat je zelf niet wat kunt doen. Bestuurder Marin van Wijnen: ‘Loop je ergens tegenaan, dan kun je het als eerste externaliseren: zoek contact met je collega’s en schoolleiding en breng ter sprake waar je mee zit. Het is helemaal niet erg om het te blijven herhalen als je tegen een muur stuit.’ Voor Marin is het in alle gevallen belangrijk dat je voor jezelf blijft kiezen: ‘Alleen als jij jezelf centraal zet en voor je eigen behoeftes en verlangens zorgt, ben je vrij om een eigen wil te hebben. En juist de wilsontwikkeling van de individuele leraar staat hoog in het vaandel op de vrijeschool.’
Competentie
‘Behalve de interactie met leerlingen en de variatie in het werk, zijn uitdaging, groei en erkenning van wezenlijk belang om gepassioneerd te blijven voor je werk’[13] Zolang leraren in opleiding zijn voor hun bevoegdheid, krijgen zij allerhande handvatten om hun werk goed te kunnen doen en zich daar ook competent bij te voelen. Dankzij de feedback en het klankbord dat zij vanuit hun opleiding en de begeleiding op school krijgen, kunnen zij groeien in hun competentie en de beleving daarvan. Als bevoegde leraar is het niet altijd vanzelfsprekend dat je een klankbord hebt of vaste momenten van lesbezoeken en feedback. In het onderwijs is het heel normaal om zodra je bevoegd bent, alleen voor de klas te staan. Maar zoals je nog onzeker achter het stuur zit als je net je rijbewijs hebt gehaald, zo kan het nog best spannend zijn om overal ineens voor verantwoordelijk te zijn.
Heel belangrijk zijn de eerste jaren van een nieuwe leraar: een juiste vorm van begeleiding en of aandacht kan precies datgene zijn wat de beginnende leraar nodig heeft om de eerste ’branding’ door te komen. Er zijn scholen waar iedere beginnende leraar een mentor krijgt toegewezen, maar het kan beslist op verschillende manieren. De Hogeschool Leiden heeft daar een speciaal traject voor ontwikkeld: Samen Opleidend Leren.
De inductiefase -de eerste werkjaren van de leraar- is een cruciale fase.
De Hogeschool Leiden heeft het SOL-traject ontwikkeld. De inductiefase start al tijdens de studie en studenten worden intensief begeleid: Bij het SOL-traject doe je niet alleen ervaring op in de klas, maar ook als collega binnen het team van de opleidingsschool. Doordat je een groot deel van het programma meemaakt, leer je de kinderen, het team en de school sneller en beter kennen. Zo kun je snel een bijdrage leveren aan activiteiten, maar ook aan onderzoek binnen een school.[14]
Goed om te bedenken is dat competent zijn iets wezenlijk anders is dan je competent voelen. Juist dat laatste is een energiegever en om dat te bereiken kan het helpen om je onzekerheid te delen en feedback te organiseren voor jezelf. Je hebt immers geen opleider of begeleider meer die dat regelmatig doet. Eigenlijk is dat zonde want horen wat goed gaat en leren hoe je iets ook kunt aanpakken, draagt bij aan je competentiegevoel.[15] Gelukkig kun je ook heel goed zelf een klankbord organiseren. Vraag een collega bijvoorbeeld eens een bezoek te brengen aan je les. Je kunt eventueel vooraf gerichte aandachtspunten geven waar je graag zijn of haar visie op wilt. Je openstellen voor feedback vraagt om de moed je kwetsbaar op te stellen en te reflecteren op je eigen kennis en kunde. Begin klein en vraag eerst eens een collega met wie je een vertrouwensband hebt opgebouwd op lesbezoek te komen. Of maak een afspraak voor een wederzijds bezoek zodat jullie je beiden kwetsbaar opstellen. In elk geval is het belangrijk om te beseffen dat competentie mag groeien. Want of je nu een beginnend of ervaren leraar bent: je maakt fouten. Het mooiste is als je van die fouten leert. Dat vraagt om het onderkennen van je fouten, om zelfreflectie en om ideeën over hoe het anders kan.
Eerder werd het positieve effect van scholing op het beleven van autonomie en vitaliteit genoemd. Ditzelfde geldt voor je competent voelen. Of het nu gaat om verdieping in pedagogische thema’s of didactische uitdagingen: wanneer je het gevoel hebt dat je de dingen in de vingers en onder controle hebt, pak je met meer zelfvertrouwen het werk op en zal je beter in je vel zitten.[16] Zo kun je als leraar talloze scholingen volgen die je je competent laten voelen in je werk. Dat geldt zeker niet in de laatste plaats voor de vrijeschoolpedagogiek die niet elke leraar vanaf het begin eigen is. Omdat op de vrijeschool onderwijs van mens tot mens zo belangrijk is, heb je vaak een ruime mate van autonomie, een grote vrijheid ten aanzien van het invullen en creëren van je lessen. Dat benadrukt het gevoel dat jij er als persoon toe doet, maar het vraagt ook om eigen studie van lesdoelen, lesinhoud en didactische principes. Naast besef van eigen kwaliteiten, passies, eigenheden die je kunt inzetten. Zeker als je voor het eerst op een vrijeschool werkt, kun je over deze competenties best onzeker zijn. Je voelt je dan als leraar wel competent, maar als vrijeschoolleraar nog niet zo. Gelukkig zijn er verschillende opleidingen, cursussen en workshops waarmee je je kunt scholen in het pedagogisch-didactisch handelen en kunt verdiepen in de vrijeschoolpedagogiek. In het boekje De pedagogische wet[17] kun je lezen welke specifieke competenties worden gevraagd van leraren die werken met kleuters, met kinderen in de leeftijdsfasen van 7-14 en diegenen die werken met pubers en adolescenten.
Verbondenheid
Om als leraar vitaal te kunnen werken, helpt het als je je verbonden voelt met de leerlingen, ouders en collega’s met wie je een gemeenschap vormt. Het uitgangspunt verbondenheid gaat daar dieper op in. Zeker in het voortgezet onderwijs deel je met elkaar de verantwoordelijkheid van het onderwijs aan alle leerlingen, maar ook in het basisonderwijs, waar je een eigen klas hebt, werk je samen met collega’s; duo-partner of vakleraren. Veel vrijescholen versterken de onderlinge verbondenheid door elke morgen of aan het begin van elke vergadering samen naar een spreuk te luisteren of die samen op te zeggen. Andere verbindende factoren zijn bijvoorbeeld samen activiteiten ondernemen, vreugde én verdriet delen, samen feesten vieren, maar ook door elkaar een compliment te geven of een luisterend oor te bieden, elkaar feedback te geven en expertise te delen.
Binnen een school zijn verschillende soorten van verbondenheid van belang: de verbinding tussen de leraar en de leerling, de verbinding met jezelf, tussen leraren en hun collega’s en tussen leraren en de leiding. De verbinding met jezelf kwam hierboven al even ter sprake bij de rol die zelfkennis en zelfreflectie spelen bij je competent voelen. De verbinding met de leerlingen wordt uitgebreid besproken in het uitgangspunt verbondenheid. Blijft over de vraag wat de verbondenheid met je collega’s en de verbondenheid met de leiding betekent voor de vitaliteit van jou als leraar.
‘Want al in de eerste vrijeschool ontstond het contrast tussen bevlogenheid , enthousiasme, schier onbegrensde inzet voor het werk en de geleidelijk optredende vermoeidheid, uitputting en krachteloosheid. Steiner zag het gebeuren en greep onmiddellijk in. Hij formuleerde doelen en instrumenten voor deze onmogelijke opgave: Hoe kun je de tegenstelling van stabiliseren, tot rust brengen en voortdurende vernieuwing met elkaar verbinden? Hij gaf de leraren van de eerste vrijeschool de volgende drie adviezen mee:
vergroot als pedagoog je leven lang je vermogen tot interesse: voor de leerlingen, voor je collega’s, voor de lesinhoud, voor het leven zelf;
wees als pedagoog een mens van initiatieven;
wees je als pedagoog bewust van je verantwoordelijkheid en sluit eventueel compromissen naar buiten toe, maar geen innerlijke compromissen.’[18]
Collega’s
Een school kun je zien als een gemeenschap waar leerlingen en medewerkers met de betrokkenheid van ouders samen werken aan de volwassenwording van de kinderen. Dat je als leraar misschien deels of helemaal alleen voor de klas staat, betekent niet dat je niet te maken hebt met je collega’s. Zeker op een vrijeschool waar veel lessen en didactische vormen samen worden bedacht, spelen collega’s een belangrijke rol in hoe prettig jij je op school voelt. Met andere woorden: collega’s kunnen een belangrijke energiegever zijn. Wieke vertelt: ‘De onderlinge uitwisseling van passies, inspiratiebronnen en eigen kwaliteiten draagt bij aan vitaliteit van leerkrachten. Door die uitwisseling ontstaat onderlinge verbinding. Omdat je iemand vanuit passie en interesse ziet vertellen, haak je gelijk aan en word je ook enthousiast. Dat sluit aan bij de wetenschappelijke bevinding dat bevlogenheid aanstekelijk is.’
Alleen dat werkt gezondmakend
wanneer in de spiegel van de mensenziel
de hele gemeenschap zich vormt
en in de gemeenschap de kracht
leeft van de enkele ziel[19]
Natuurlijk gaat uitwisseling niet alleen over het delen van je passies en interesses, maar ook zeker over samenwerken aan onderwijsontwikkeling. Bijvoorbeeld door een specifiek vak opnieuw onder de loep te nemen en te verbeteren, samen het leerplan bij te stellen of je samen te verdiepen in de vrijeschoolpedagogiek[20]. Een ander voorbeeld waarbij collega’s elkaar inspireren en van elkaar leren is de kinder- of leerlingbespreking waarin iedere leraar vanuit eigen kennis en ervaring zich verdiept in een leerling en zijn observaties en gedachten deelt. Het zijn allemaal voorbeelden van manieren waarop je samen met collega’s werkt aan het versterken van de eigen visie en kennis en onderwijs.
Gedeeld leiderschap
Wil je je ook over een paar jaar nog gelukkig voelen in dat lokaal? Dan is het volgens Snoek noodzakelijk dat je zo nu en dan ook eens de blik naar buiten richt. ‘Ik adviseer leraren om verder te kijken dan het eigen vak en de eigen leerlingen. Met welke vraagstukken buiten het lokaal voel je je betrokken en kun je je met een groter vraagstuk of thema in de school bezighouden?’ Het mooiste is als leraren voor een of meerdere jaren hun tanden in zo’n thema zetten om vervolgens het stokje door te geven aan een collega. Dat vraagt wel om een cultuur van gedeeld leiderschap. ‘Daarmee bedoel ik dat er een omgeving is waar je elkaars leiderschap in een bepaald project accepteert’, verduidelijkt Snoek. ‘Een cultuur waar docenten afwisselend leiderschap pakken waarin anderen hem volgen.’ Leiderschap en autonomie is dus geen absoluut iets, het is nauw verbonden met een goede samenwerking. Je moet bereid zijn om op het ene gebied leiderschap te pakken en op andere gebieden te volgen. ‘Als je zo’n samenwerking kan opzetten, kan dat heel positief werken. Het zorgt namelijk voor onderlinge erkenning en we weten dat erkenning een belangrijk ingrediënt is voor werkgeluk’, zegt Snoek. ‘En die erkenning hoeft niet alleen van de schoolleiding te komen. Benoem dus wie welke kwaliteiten heeft en ga met elkaar in gesprek.[21]
Zoals jouw collega’s een rol spelen bij hoe vitaal jij je voelt, zo speel jij op jouw beurt een rol bij de vitaliteit van je collega. Niet alleen door, waar mogelijk, wat taken uit handen te nemen of door samen te werken het werk te verlichten. Alleen al het uitspreken van je interesse in de ander of een waardering of opbouwende feedback kan waardevol zijn.
Structuur en cultuur in de school
Onderwijs van mens tot mens is gebaat bij een gezonde schoolstructuur en -cultuur. Zoals hierboven beschreven kun je hier als leraar aan bijdragen. De schoolleiding speelt daarbij ook een belangrijke rol. Bestuurder Marin van Wijnen deed in het kader van haar studie Bestuurskunde onderzoek naar verzuim binnen vrijescholen. Zij zag dat leraren zeker gebaat zijn bij autonomie, maar dat het daarbij wel belangrijk is dat zij zich gesteund voelen door heldere (school-)afspraken, heldere communicatie en sociale steun vanuit de leiding en het team. ‘Leidinggevenden moeten de kaders stellen waar de rivier doorheen stroomt. Zijn de kaders er niet, dan stroomt de rivier buiten zijn bedding’, legt ze uit.
Daarnaast kan een schoolleiding bijdragen aan de ontwikkeling van de individuele leraar en het hele team. Zo dragen activiteiten met of vanuit de schoolgemeenschap vaak bij aan vitaliteit. Je kunt als school de kracht van het team gebruiken door gezamenlijk onderwijs te ontwikkelen, wekelijks een pedagogische vergadering te houden, en ruimte te maken voor gezamenlijke studiedagen. Het zijn belangrijke aspecten van de vrijeschoolcultuur die je als leerkracht een bedding bieden om je te kunnen ontwikkelen in verbondenheid met anderen, gebruikmakend van elkaars competenties, kennis en ervaringen. Een schoolleider is het hart van de school, concludeert Marin. ‘Zij heeft invloed op de kaders, de psychologische en sociale steun bij persoonsgebonden vraagstukken. Gelukkig hoeft een leiding het niet alleen te doen, maar zij is wel de spil in het web.’
Zingeving
Gemotiveerde mensen koppelen hun verlangens aan een doel dat groter is dan henzelf. Dit zijn ook de mensen die productiever en gelukkiger zijn. Goed doen (voor mensen die het minder goed hebben), motiveert. Het is voor iedere organisatie belangrijk om te onderzoeken en uit te dragen waarom ze doet wat ze doet. Vertel als leiding van een organisatie wat je wilt bereiken en wat je als medewerker toevoegt. Neem mensen aan die gemotiveerd zijn om het werk te doen wat ze moeten doen.[22]
Kun je als leraar nog wat bijdragen aan de schoolcultuur? Jazeker. Wat jij doet, zegt of niet zegt, de boodschap die jij uitdraagt maakt onderdeel uit van de schoolcultuur. Je zou jezelf eens de vraag kunnen stellen wat je zelf wilt uitdragen als leraar en wat je wilt dat de school uitdraagt. In hoeverre kun je bijdragen aan het uitdragen van deze boodschap?
Want zoals gezegd: Onderwijs van mens tot mens maak je samen. Het gaat om het beste in jezelf en de ander naar boven halen en als organisatie het beste in je leraren naar boven halen. Want alleen door het handelen van de leraren kan het onderwijs van mens tot mens levend worden én blijven en op die manier groeizaam zijn voor de leerlingen.
Als je een schip wilt bouwen, verzamel geen mensen om hout te verzamelen en ken ze geen taken of werk toe. Liever, leer ze verlangen naar de eindeloze immensheid van de zee.Antoine de Saint-Exupery
[1] Schaufeli, W. B., & Bakker, A. B. (2004). Bevlogenheid: een begrip gemeten. Gedrag & Organisatie, 17(2).
[2] Dam, J. Van (2012). Menskunde, pedagogie en gemeenschapsvorming. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.
[3] Zie ook Dam, J. Van (2018). De pedagogische wet. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.
[4] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2012). Motivation, personality, and development within embedded social contexts: An overview of self-determination theory.
[5] Zie ook Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.
[6] Ibid.
[7] Bakker, A.B., Demerouti, E., & Euwema, M.C. (2005). Job resources buffer the impact of job demands on burnout. Journal of Occupational Health Psychology, 10, 170-180. Bal, P.M. (2005). How work engagement influences performance: A diary study among pre-service teachers. Universiteit Utrecht: Doctoraal Scriptie.
[8] Zie ook Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.
[9]Mayo, A. (2015). Lectorale rede Autonomie in verbondenheid. Leiden: Hogeschool Leiden.
[10] Pink, D. H. (2011). Drive: The surprising truth about what motivates us. Penguin.
[11] Ibid.
[12]https://www.oo.nl/2021/08/05/pak-je-leiderschap/ geraadpleegd op 12 juni 2022
[13] Ibid.
[14]https://www.hsleiden.nl/vrijeschool-pabo-deeltijd/samen-opleidend-leren/index.html geraadpleegd op 12 juni 2022.
[15] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.
[16] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.
[17] Dam, J. Van (2018). De pedagogische wet. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.
[18] Wember, V. (2018). het bouwwerk van de Waldorf-pedagogie. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.
[19] Zie ook https://spreuken.antrovista.com/?spreuk_id=294 geraadpleegd op 12 juni 2022.
[20] Zie ook Onderwijsraad (2021). Tijd voor focus. Den Haag: Onderwijsraad.
[21]https://www.oo.nl/2021/08/05/pak-je-leiderschap/ geraadpleegd op 12 juni 2022.
[22] Pink, D. H. (2011). Drive: The surprising truth about what motivates us. Penguin.